Kunt u een paar fabels noemen over voeding?

Er wordt heel veel geschreven over voeding en in elk boek of artikel worden weer andere tips gegeven. Ook zijn er veel fabels over voeding bekend bij mensen met eetproblemen. Deze fabels betreffen vaak ideeën over braken, laxeermiddelen, specifieke eetpatronen of voedingsmiddelen.

Fabel 1: Als je braakt wordt heel je maag geleegd.
Het beoogde effect van braken is dat je je wilt ontdoen van de maaginhoud na teveel te hebben gegeten (voor sommigen kan dat al zijn na het eten van 1 koekje omdat dit niet in het strenge eetschema past). Het feitelijke effect is dat slechts een deel van de maaginhoud wordt verwijderd. Afhankelijk van hoe snel na het eten wordt gebraakt, blijft ongeveer een derde van wat er gegeten is in de maag achter. Hierna is er weer ruimte in de maag, verlaagt de bloedsuikerwaarde met een verhoogde kans op een eetbui.

Fabel 2: Als je kou leidt verbruik je veel energie waardoor je sneller afvalt.
Als je het koud hebt, komt je lichaamstemperatuur onder 37,5 graad. Dan moet je lichaam de interne verbranding aanspreken om weer op de juiste temperatuur te komen. Dit kost wel enige inspanning, maar verhoudingsgewijs is dit effect zo gering dat het niet heel veel energie kost en zal je hiermee dus amper gewicht verliezen.

Fabel 3: Brood, pasta, en aardappelen zijn dikmakers
Voedingsmiddelen die dik (of dun) maken bestaan niet. Gewicht wordt bepaald door het feit of je energiebalans in evenwicht is. Het gaat dus om of de totale hoeveelheid energie die je per dag opneemt in verhouding is met de energie die je verbruikt. Rekenvoorbeeld: je zou in principe op een dag 4 porties patat met mayonaise kunnen eten ( ongeveer 200 kcal) als je verbruik ook rond deze waarde ligt. 

Fabel 4: Veel drinken bij het eten spoelt het eten sneller weg.
Veel drinken bij het eten heeft effect op je verzadigingsgevoel. Je zal sneller een vol gevoel hebben als je tijdens de maaltijd ook veel vocht tot je neemt. Invloed op de vertering heeft het nauwelijks. Het vaste voedsel zal evengoed eerst verteerd moeten worden waarbij ook het opnameproces niet wordt versneld door een grote hoeveelheid vocht.