Mijn leven begon in Leiden, waar ik de dochter werd van mijn lieve moeder en gecompliceerde vader. Mijn geboorte ging snel. ”Je had besloten dat het toen tijd was om geboren te worden, dus ging je ook heel snel en moest het meteen. Zo ben je geboren, en zo ben je nog steeds,” zegt mijn moeder weleens. Na de eerste zes weken van mijn leven is mijn moeder bij mijn vader weggegaan en zijn we gaan wonen bij mijn opa en oma. Mijn moeder heeft er voor gekozen om bij mijn vader weg te gaan, omdat zij niet een constructieve relatie hadden.
Het was zelfs heel erg destructief en agressief, en mijn moeder wilde niet dat ik in zo’n situatie zou opgroeien. Ik heb nog een jaar contact met mijn vader gehad en daarna niet meer, en dat vind ik meer dan prima.
Bij mijn opa en oma had ik een goed leven. Ik had een oma die heel lief voor me was, een moeder die meer van me hield dan wat dan ook en een opa die gek op me was. Ik had meteen al een sterke band met mijn familie. Vier jaar later ben ik met mijn moeder verhuisd naar een eigen woning. We hadden daar veel dieren, dat hebben we altijd gehad. Ik had een fijne jeugd, vol met mooie en leuke momenten.
In groep vier begonnen de problemen. Ik werd steeds angstiger en durfde vaak niet naar school. Ik werd niet gepest, maar toch was er iets. Wat dat ‘iets’ is, weet ik tot op deze dag nog steeds niet. Als ik een dag niet naar school durfde, deed ik alsof ik ziek was. Ik begon dat steeds vaker te doen en was veel thuis. Ik was doodsbang voor school. Alle schoolreisje busritten die ik moest meemaken, de gymlessen en het schoolkamp waren voor mij stuk voor stuk verschrikkelijk. Ik voelde me opgelucht toen ik naar de middelbare school ging. Nu was ik eindelijk van die enge basisschool af.
In de brugklas ging het beter. Ik zat met meisjes in de klas die ik al kende en maakte nieuwe vriendinnen. Het eerste half jaar ging tot mijn verbazing goed, maar helaas veranderde dat. Datgene wat ik zo eng vond, dat ‘iets’, was er weer. Ik kreeg migraineaanvallen, waarschijnlijk door de stress. Al snel was ook dat niet meer echt en ging ik weer verder met wat ik jaren lang had gedaan: doen alsof ik ziek was, zodat ik niet naar school hoefde. Ik werd steeds ongelukkiger en ik begon erg somber te worden. Ik praatte er met mijn moeder over en ik kreeg hulp bij een psychologe. Haar aanpak sprak me niet aan en ik voelde me onbegrepen, dus hield ik op met de gesprekken.
Het tweede schooljaar begon. Dit keer kreeg ik buikpijn. Dat was eventjes echt, en al gauw niet meer.
De somberheid werd steeds erger en ik begon af en toe mezelf te krassen. In de tweede klas kreeg ik een nieuwe psychologe. Zij was een kinderpsychologe en ik voelde me altijd al ouder dan mijn leeftijd. Ik vond haar behandelwijze niet passend bij mij en het klikte niet. De psychologe vroeg mij zelfs een keer of ik de gesprekken wel nodig had. Dat was voor mij de druppel, waardoor ik ook stopte met deze therapie.
Datzelfde jaar gebeurde er iets leuks. Ik was verliefd en kreeg een vriendje. We waren gek op elkaar en hadden het leuk samen.
De angsten werden in de derde klas ineens veel heftiger. Ik begon paniekaanvallen te krijgen en durfde al heel snel niet meer naar buiten. De automutilatie problemen waren erger geworden en ik sneed mezelf vrijwel dagelijks. Ook de somberheid was erger dan ooit. Ik ging helemaal niet meer naar school. Na een aantal weken heeft mijn moeder contact gezocht met de huisarts voor een doorverwijzing. De huisarts kwam bij ons thuis, want ik was te angstig om naar buiten te gaan. Vol spanning wachtte ik op de huisarts. Ze stelde me moeilijke vragen, waarop ik moeilijk antwoord kon geven. Toen ze vroeg of ik een doodswens had, stemde ik in. Eigenlijk had ik al zo lang ik me kon herinneren de wens om dood te gaan gehad, maar nu was dat heel erg verergerd. Ik werd doorverwezen naar GGZ Leiden.
Ik vond het vreselijk eng om naar het gebouw te gaan, maar toch is het gelukt. Ik kreeg gesprekken met een klinisch psychologe. Zij vond het moeilijk om te bepalen waar het eerste aan gewerkt moest worden. Zij stelde mij de vraag waar ik zelf het liefst verandering in zou zijn, en dat waren de angsten. Langzaamaan durfde ik wat meer.
In begin 2013 startte ik met het tellen van calorieën. Ik at alleen nog gezonde dingen en begon met sporten (wat ik vroeger nóóit deed, want ik was echt niet sportief). De relatie met mijn vriendje veranderde. We hadden samen veel meegemaakt en we voelde echt heel veel voor elkaar, maar nu werden mijn gevoelens voor hem steeds minder. Na negen maanden maakte ik het uit. Ik had namelijk een nieuwe liefde in mijn leven die alle aandacht op zich nam; mijn ontwikkelende anorexia.
Ik viel snel veel af. Mijn moeder wist er van het begin af aan van af. Ik vertelde het haar toen ik heel verdrietig was. ‘En nou krijg ik nog anorexia ook,’ zei ik. Ik herkende mijn eetstoornis meteen, maar ik zette het door. Ik hield van het gevoel dat het bewegen, weinig eten en het afvallen gaf, maar ik hield vooral van mijn eetstoornis. Zij beschermde me voor al het kwade. De somberheid werd veel minder hevig en het snijden stopte volledig. Zij, mijn eetstoornis, voelde als mijn redding van de depressie, én angsten. Ik durfde ineens helemaal alleen naar buiten. Ik had nu een doel om naar buiten te gaan.
Ik moest snelwandelen en calorieën verbranden, waarmee ik mijn lieve hondje uitputte, want ik liep veel te hard voor haar. Mijn hondje uitlaten was mijn excuus. Als we samen buiten liepen drukte ze meerdere keren haar snuitje tegen mijn been en keek me lief en bezorgd aan. Achteraf gezien weet ik dat zij merkte dat ik met iets bezig was dat niet goed was.
De GGZ was op de hoogte van mijn eetstoornis. Ik moest wekelijks langs bij de kinderarts om te wegen en mijn hartslag en bloeddruk te laten meten. In september 2013 kon het niet meer langer zo doorgaan. Mijn gewicht was lager dan iemand die opgenomen moest worden in het ziekenhuis. Ik kreeg ziekenhuisje thuis en er kwam dagelijks een pitverpleegkundige bij mij thuis om te vragen hoe het gaat en mijn waardes te meten. Ik vond dat echt verschrikkelijk, maar ik wilde niet opgenomen worden, dus was het nodig.
Na het zoveelste bezoek bij de kinderarts was er ineens een keerpunt. Ik wilde beter worden, genezen van de anorexia. Ik keek terug op foto’s van mezelf op een laag gewicht en wist; zo wil ik niet meer zijn. Ik wilde dit alles niet meer. De knop was om. Ik at weer veel dingen die voor mij verboden waren met weinig moeite en kwam snel aan. Met vriendinnen afspreken deed ik toen nog steeds niet, want inmiddels had ik al een tijd last van een nieuwe vorm van angst; sociale fobie. Rond de tijd dat ik een eetstoornis kreeg werd ik steeds meer bewust van mezelf en vond ik alles wat ik deed en zei stom. Met de tijd werd dat eigenlijk alleen maar erger.
Helaas duurde die motivatie niet lang en viel ik terug in de eetstoornis. Ik viel snel weer af. Na een hoop gedoe bij de GGZ ben ik daar weggegaan, omdat zij me niet konden helpen. Uiteindelijk kwam ik terecht bij Centrum Eetstoornissen Ursula. Bij de Ursula werd ik meteen serieus genomen. Ik kon meteen starten met een groepsbehandeling waarbij mijn moeder en opa ook zouden meedoen, maar dat durfde ik niet. Na een aantal maandjes en gesprekken was ik overtuigd; dit moest ik doen.
Voordat ik begon met de groepstherapie had ik een tweede afspraak bij de kinderarts. Er werd wat ontdekt in mijn hartslag: ik had een hartruisje. Daar schrok ik van. Ik wist wel dat je door ondergewicht hartritmestoornissen kon krijgen, maar zo ver was ik toch niet gegaan? Dat kon toch alleen maar bij mensen met veel meer ondergewicht dan ik had? Ik nam hierdoor mijn ondergewicht serieuzer en besloot dat ik langzaamaan moest gaan aankomen, maar dan wel op mijn manier. Ik dronk per dag een extra Nutridrink flesje, waardoor ik aankwam.
Ik startte met de groepstherapie, de MGDB. Ik vond het heel eng, maar tot mijn verbazing werd het steeds makkelijker. Door de MGDB heb ik gigantische stappen gemaakt met mijn angsten. Na de eerste weken van de MGDB word er besloten wat voor therapie iedere cliënt krijgt. Bij mij werd de intensieve deeltijdbehandeling aangeboden. Dat is drie dagen in de week van negen tot vier, en met alleen jongeren. In de eerste instantie zei ik dat ik het niet wilde doen, want ik vond dat veel te eng. Toch ben ik tot het besluit gekomen om het te gaan doen.
Ik kan mij de eerste dag nog goed herinneren. Ik was ontzettend bang en had mijn lange haren voor mijn gezicht hangen. De eerste dag vond ik verschrikkelijk en eigenlijk wilde ik meteen stoppen, maar dat heb ik niet gedaan. Ik zette door en het heeft me verder gebracht dan ik ooit gedacht had.
Na die acht maanden heb ik heel veel bereikt op het aangaan van angsten en ik heb ontzettend veel vooruitgang geboekt met mijn eetstoornis. Ik zit na een jaar aankomen op een gezond gewicht en ik heb veel meer sociale contacten. De angsten zijn zo erg vermindert, dat ik inmiddels zelfs naar een open dag ben gegaan bij de VAVO (volwassenenonderwijs). Ik ga daar waarschijnlijk het volgende schooljaar starten. Ik doe weer meer leuke dingen met vriendinnen en ik ben zelfstandiger geworden.
Helaas komt de somberheid wel weer meer terug. Ik wil blijven in de eetstoornis wereld en erger worden, omdat ik bang ben voor de terugkomende somberheid. De doodswens is er ook nog steeds en kan soms weer intenser worden, maar ik handel er niet naar. Ik ben toch blij met de vooruitgang, maar op eetstoornis gebied blijft dat lastig. Ik zit nu in de vervolggroep, wat komt na de intensieve deeltijdgroep waar ik eerst in zat. Ik vind het allemaal nog erg eng, maar ik blijf wel gaan.
Ik heb de afgelopen twee jaar veel geleerd en bereikt, voornamelijk door het vinden van de therapie die bij mij passend is. Ik word aan alle kanten nog steeds geholpen en daar ben ik dankbaar voor. Ik wil iedereen bedanken die mij zo gesteund heeft en nog steeds steunt. Zonder jullie was het me nooit gelukt. Ik weet dat het mogelijk is om volledig van een eetstoornis te genezen en ik hoop dat ik dat ooit zal willen kunnen. Nogmaals, bedankt iedereen.
Geef een reactie