Als klein meisje ervoer iedereen mij als een pittig en stoer meisje. Ik had een grote mond, keek ondeugend uit mijn ogen over mijn brilletje die op mijn neus stond. Ik gaf duidelijk aan wanneer ik iets niet leuk vond. Toen ik 7 jaar was, begon ik met thaiboksen. Op school durfde niet veel meisjes en jongens met mij om te gaan, omdat ik best een fel karakter had. Ik had dus niet veel vriendinnetjes, op 1 na. Zij was mijn beste vriendin, ik kon op haar rekenen en we hadden elkaar beloofd altijd vriendinnen te blijven. Tot aan groep 8, toen werd alles anders.
Ik werd door de 2 vriendinnen van mijn beste vriendinnen gepest. Ik werd heel erg onzeker en ging met enorme tegenzin naar school, elke dag. Niemand greep in, want niemand durfde. Ik kwam alleen maar dieper in de put, en mijn zelfbeeld verslechterde beetje bij beetje. Elke dag werd ik getreiterd, op de grond geduwd, platgedrukt of uitgelachen. Ik was er kapot van, ik wilde dit niet meer. Mijn beste vriendin was er ook niet meer voor me, ze had een nieuwe vriendschap gesloten met mijn 2 pesters. Ik had niemand, ik was diep ongelukkig. Ik huilde mezelf elke dag in slaap toen ik over het feit nadacht dat ik de volgende dag weer naar school moest, om een nieuwe dag door te vechten.
Op een dag zag ik op het internet een artikel over zelfbeschadiging. Er stond dat het als verslavend werkt, en dat het de pijn vanbinnen doet laten vergeten. ”Zal dit ook bij mij werken?” dacht ik nog. Ik wilde het weten en deed mezelf pijn. Hier schrok ik van. Wat had ik gedaan?! Ik panikeerde en huilde. Het deed pijn en mijn arm trilde. Ik was raar, ik schaamde me heel erg. ”Niemand mag dit zien,” hield ik mezelf voor. Niemand mag dit te weten komen. Nooit. De automutilatie zette zich toch voort. In de zomer liep ik rond met driekwartbroeken en lange mouwen, waar ik uiteraard weer gemene opmerkingen over kreeg.
Mijn stemming werd alsmaar slechter, net zoals mijn zelfbeeld. Ik zag mezelf als een dik persoon, die wat zou moeten afvallen. Ik nam mezelf voor om wat dingetjes te schrappen uit mijn dagelijkse voeding. Zo gingen de weken door. Ik schrapte meer en meer. Ik had eindelijk iets gevonden waar ik goed in was, en ik viel er nog van af. Dat vond ik een win-win situatie. Zelfbeschadiging deed ik niet meer, ik focuste me alleen maar op afvallen.
Het voortgezet onderwijs kwam. Als perfectionist was ik zeer ontevreden over mijn havo advies. Ik ging nog minder eten om mezelf voldoening te geven. Dat kwam nooit. Ik was never nooit tevreden over mijn gewicht. Ik putte mezelf uit met niks eten op school en 20km fietsen op een dag. Als ik thuis kwam hunkerde mijn lichaam naar voedsel. Ik graaide dan ik de kastjes met eten en ik propte mezelf vol. Erna voelde ik me vreselijk en waardeloos. “Morgen gaat dit niet meer gebeuren, anders eet ik nooit meer!” sprak ik mezelf streng toe. Toch herhaalde het riedeltje zich elke dag. Ik vergeleek mezelf met andere meiden op school. Zij waren wel dun, maar aten wel veel. Ik werd jaloers, ik wilde ook zo dun zijn!
Toen kwam het moment. ”Ik ga nu afvallen, en wel snel ook,” nam ik mezelf voor. Dat gebeurde ook, en niet op het gemakje. De kilo’s vlogen er af, en ik keek triomfantelijk naar het dalende nummertje. Ik kwam steeds dichterbij mij streef! Ik was trots op mezelf. Ik kon het eindelijk! Ik was ergens goed in! Ondertussen was mijn moeder erg ongerust. Ze zag mijn ongezonde eetgedrag en overwoog om naar de huisarts te gaan. Met rollende ogen ging ik mee, er was toch niks mis met me? Ik deed alleen waar ik goed in was, that’s it. Bij de huisarts moest ik vertellen waarom ik daar was. “Mama is bezorgd, maar ik niet. Ik haat eten en ik eet zo weinig mogelijk om af te vallen. Ik walg van mijn lichaam en ik haat mezelf.” Ik schrok van mezelf dat ik dat tegen de huisarts had gezegd. Ik scheldde mezelf uit in mijn gedachten terwijl de huisarts fronste. “Ik weet niet wat ik moet doen,” zei mijn moeder met een beteuterd gezicht. ”Dit is sowieso anorexia, ik verwijs jullie door naar het ziekenhuis.”
Bij het ziekenhuis bleek mijn bloeddruk en gewicht te laag te zijn. Mijn hartslag was gevaarlijk laag. Ik werd de volgende dag in het ziekenhuis opgenomen. Ik vond het allemaal gezeik en ik maakte mezelf wijs dat er niks mis met me was. Eenmaal ontslagen uit het ziekenhuis viel ik thuis gewoon weer verder af. Ik vond mezelf nog steeds te dik en legde de lat heel hoog voor mezelf. Op een nacht werd ik met hartritmestoornissen wakker. Ik raakte in paniek, ik dacht dat ik dood ging. De volgende ochtend bracht mijn moeder me naar het ziekenhuis. Ik werd voor de tweede keer opgenomen. Ik voelde me heel erg slecht en ik wilde helemaal niet aankomen. Ik deed er alles aan om af te vallen of eten weg te smokkelen.
Aan het einde van de opname werd me verteld dat ik naar een eetstoorniskliniek moest. Wat? Dat ging ik niet doen! No way! Maar veel keus had ik niet. De tijd in de kliniek was zwaar, heel zwaar, maar met steun en hulp van anderen ging het langzaam maar zeker beter met me. Ik was redelijk gemotiveerd om mijn eetstoornis te verslaan en een fijn leven te lijden. Totdat mijn depressie gluiperig terug in mijn hoofd kroop. Ik voelde me weer slechter, zei steeds minder en zat constant op mijn kamer. Mensen wisten niet wat er met me was. Ik vertelde dat ik alleen maar moe was, waar wel een kern van waarheid in zat.
Ik begon weer met automutilatie. Ik voelde me slechter dan ooit, en ik wilde alleen maar dood. Zelfmoordgedachten raasden door mijn hoofd. Toen mijn hoofd op exploderen stond, uitte ik mijn gevoelens bij de groepsleiding. Die was erg geschrokken van wat ik haar vertelde, en de dag daarna werd ik in de gesloten afdeling gezet. Ik voelde me heel eenzaam en weigerde om met iemand te praten. Ik vond het afschuwelijk op de crisisafdeling, maar toch, ik lachte mijn neppe lach door en door. Met succes, want ik mocht weer naar de open afdeling, eetstoornissen. Met eten ging het best goed, want mijn eetstoornis gedachten waren overgenomen in zelfmoordgedachten. Het ging slechter en slechter met me, en de automutilatie werd erger. Een paar crisisopnames volgden.
Mijn ontslag uit de kliniek zat er langzaamaan aan te komen, en ik voelde me nog steeds even slecht. Ik kreeg uiteindelijk medicijnen voor mijn stemming. Ik merkte na 4/5 weken de werking. Mijn stemmingswisselingen temperden en zelfmoordgedachten werden ook minder heftig. Ik kreeg langzamerhand de positieve dingen in het leven te zien. Ik had motivatie. Ik ben deze week ontslagen uit de kliniek na 4 maanden, en een dagbehandeling op een andere reguliere kliniek voor mijn depressie staat voor de deur. Ik vind het nog steeds heel moeilijk soms, maar ik ben vastberaden om dit te verslaan. Ik wil mijn verleden achter me laten, en ik wil mijn depressie en eetstoornis een stomp in de maag geven.
Vecht jij met me mee?
Geef een reactie