Er zijn tijden waar ik in therapie was voor mijn eetstoornis die ik mij niet meer kan herinneren. Eigenlijk is het meeste van die tijd een grote, wazige bedoening, met een paar heldere momenten. Één van die momenten was helemaal in het begin, bij mijn eerste therapeute. Het gesprek ging over mijn onzekerheid en dat ik dacht dat niemand mij echt aardig vond. Ze vroeg naar momenten waarop mensen mij zeiden dat ze me aardig vonden en waarom ik dat niet geloofde. Ik zei dat ik dacht dat ze dat alleen maar zeiden, omdat ze wisten dat ik een eetstoornis had en het niet erger op wilden maken. Ze vroeg me of het ook zou kunnen dat deze mensen meenden wat ze zeiden. ‘Nee. Sowieso niet. Niemand vindt mij écht aardig’.
Een diepgewortelde onzekerheid en overtuiging dat ik niet goed genoeg was en dat niemand mij ooit goed of leuk genoeg zou vinden. Het bestond al voordat ik mij eetstoornis ontwikkelde en was een van de sterkste delen die overbleef nadat ik van mijn eetstoornis hersteld was. Het gevoel dat ik te veel en niet goed genoeg was op hetzelfde moment. Een last voor iedereen. Vrienden die aardig doen, omdat ze het anders zielig voor mij vinden. Dat ene meisje uit de klas die jij van jouw moeder verplicht moest uitnodigen op jouw verjaardagsfeestje, terwijl je dat zelf helemaal niet wilde. Dat ene meisje, dat was ik.
Als iemand iets positiefs over mij zei, kon ik dat direct weerleggen. Mijn hoofd was meester in het verzinnen van tegenargumenten, in het bagatelliseren en verdraaien van alles wat ook maar in de buurt van een compliment kwam. Als iemand zei dat ik iets goed gedaan had, zei ik zo snel mogelijk ‘ok’ en draaide ik mijn hoofd weg. Ik wilde niet stilstaan bij het feit dat iemand misschien iets leuk of goed aan mij vond. Dat idee had juist een negatief effect op mij. Een steen in mijn maag en een brok in mijn keel. Het maakte mij verdrietig en het liefst wilde ik verdwijnen.
Signalen zoeken
Alles wat ook maar enigszins aan kon tonen dat iemand mij inderdaad niet aardig vond, greep ik aan. Alle stiltes in gesprekken waren een bevestiging van dat mensen mij raar vonden. Iedere zucht vertelde mij dat ik vermoeiend was en iedere afspraak die werd verplaatst of afgezegd maakte dat ik zeker wist dat niemand mij belangrijk vond. Overal zag ik signalen die mijn gevoel bevestigden, ook al waren ze misschien niet op waarheid gebaseerd. Het voelde continu alsof er geen plek was voor mij in deze wereld, maar dat ik op hetzelfde moment ook te veel ruimte innam. Ik wist niet hoe ik daarmee om moest gaan.
Het maakte overigens niet uit of ik iemand pas net kende of dat we al jaren bevriend waren. Als een van mijn vriendinnen langer dan in mijn hoofd logisch was, niet reageerde op mijn berichtje, dan wist ik zeker dat ze genoeg had van onze vriendschap. Ik vatte alles persoonlijk op. Vragen durfde ik niet te stellen en berichtjes durfde ik niet te sturen uit angst voor afwijzing. Uit angst dat wat ik vroeg of stuurde, gek gevonden zou worden. Stom. Lelijk. Irritant. Vermoeiend. Te veel.
Angst en zelfhaat projecteren
Angst, onzekerheid, zelfhaat, perfectionisme… Ik weet niet welke van die vier er het eerste was of welke het belangrijkste is. Ze gaan hand in hand en versterken elkaar. Lange tijd was het in mijn hoofd en lichaam een wirwar van deze donkere en negatieve gevoelens. Doordat deze gevoelens zo sterk aanwezig waren in mijzelf, zag ik ze ook overal om mij heen. Misschien is het vergelijkbaar met wanneer je honger hebt, je overal eten ziet of wanneer je dun wilt zijn, je overal mensen ziet die dunner zijn dan jij.
Mijn angst voor afwijzing en zelfhaat waren voor mij de waarheid. Ik vond mijzelf niet leuk, dus vonden anderen mij ook niet leuk. Ik haatte mijzelf, dus dan haten anderen mij ook. Ik projecteerde mijn eigen onzekerheden op alles en iedereen om mij heen. Daarmee hield ik het gevoel en de gedachten die ik had ook in stand:
Ik wist bij een feestje van een vriend bijvoorbeeld al zeker dat hij mij er liever niet bij wilde hebben. Hij had mij uitgenodigd omdat hij allemaal mensen had uitgenodigd die ik ook kende, dus was hij verplicht om mij ook uit te nodigen, dacht ik. Ik zei dan tegen hem dat ik nog niet zeker wist of ik zou komen omdat ik ook andere plannen had. Dat was niet waar, maar daarmee gaf ik mijzelf een soort ‘uitweg’. Als hij dan niet zei dat hij dat jammer vond, of mij niet probeerde over te halen om wel te komen, zag ik dat als bevestiging van dat hij liever niet wilde dat ik kwam. Op dat moment wist ik zeker dat hij hoopte dat ik er niet zou zijn.
Aangaan en accepteren
Deze allesoverheersende onzekerheid heb ik ontelbare malen besproken in therapie. Een kant-en-klare oplossing vond ik niet, maar een van de eerste kleine stappen was het accepteren van complimenten. Ik weet nog goed dat ik de opdracht kreeg om complimenten te aanvaarden. Ik hoefde ze nog niet direct te geloven, maar ik mocht ze niet meer tegenspreken. Ook moest ik mijzelf uit gaan dagen. Situaties opzoeken die ik spannend vond. Naar afspraken gaan met vrienden ondanks dat ik liever niet ging omdat ik bang was dat ze mij teveel vonden. Iemand een keer vragen om wat met mij te gaan doen. Benoemen waar ik goed in ben en wat ik leuk vond om te doen.
Als mijn onzekerheid de kop op kwam steken, werd dit in therapie uitvoerig uitgeplozen. Ik kwam er achter dat ik de gevoelens die ik over mijzelf had, projecteerde op de mensen en de wereld om mij heen. Ik leerde dat wat ik dacht, niet altijd de waarheid was. Ik leerde dat andere mensen andere dingen kunnen denken en dat de invulling die ik aan gedrag geef, niet altijd klopt. Ik leerde ook dat de gedachtes die ik over mijzelf heb, niet maken wie ik ben. Ik hoef niet altijd iets te doen met de dingen die ik denk en ik kan zelf bepalen hoeveel invloed ik deze gedachtes op mij laat hebben. Makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk, maar het gaf mij wel veel nieuwe inzichten.
Nog steeds ben ik vaak onzeker. Vooral wanneer ik moe ben of veel verschillende, nieuwe dingen tegelijk moet doen. Wanneer ik een positie moet innemen in een groep of moet laten zien wat ik kan. Nog steeds kan ik signalen zien die bevestigen dat ik iets niet goed genoeg doe, terwijl ze er niet zijn, maar het beheerst niet meer mijn hele leven.
Door open te zijn over mijn onzekerheid, door de signalen die ik zag bij anderen te testen, door mijn angsten aan te gaan en door te leren accepteren dat mensen mij echt aardig vinden, ben ik dat langzaam maar zeker ook zelf gaan geloven. Ik voel me zekerder en rustiger. Er is een plekje op deze wereld, voor jou, voor mij, voor iedereen.
Geef een reactie