“Het gaat niet om eten.” Ik kan niet meer tellen hoe vaak ik die boodschap te horen kreeg. Wat ik wel weet, is dat ik de woorden steeds vol ongeloof aanhoorde. Ik stond er vooral cynisch tegenover. Want, een eetstoornis waarbij het niet om eten gaat, hoe verklaar je dat? Toen ook therapeute nummer drie het tegen me zei, ondernam ik voor het eerst een poging me open te stellen voor die woorden.
Ik nam de woorden steeds meer in mijn mond en proefde wat ze voor me konden betekenen. Ik leerde achterliggende problemen aanpakken en voelde me – na hard werk tijdens therapie – beter. En nu, tijdens deze bizarre en rare tijden, besef ik meer dan eens: een eetstoornis gaat niet altijd en zeker niet alleen om eten.
Opeens merk ik hoe oude gewoontes weer van zich laten horen; handelingen en gedachten die ik na jarenlange therapie en verdomd hard werken wist af te leren. Ik merk op hoe ik dagelijks opnieuw honderd keer voor de spiegel sta – minstens – en mijn lichaam tot in het kleinste detail afbreek. Ik kan niet aan een maaltijd beginnen zonder eerst mijn lichaam in de spiegel te analyseren en kan ook na te eten pas doorgaan met mijn dag, nadat ik alweer voorbij mijn spiegel loop. Een hele dag lang controleer ik mijn lichaam, opnieuw en opnieuw. En dat is vermoeiend. Die (dwang)handelingen zorgen ervoor dat ik nodeloos kwaad word op mijn lijf en het onverdiend pijn wil doen.
Ik merk dat ik opnieuw moeite heb in de buurt te komen van scherpe voorwerpen. Ze triggeren me. Ik heb de neiging te proberen hoe scherp ze zijn en te testen hoe ik mijn lichaam ermee kan straffen. Ik merk zelfs hoe ik moeilijke momenten anticipeer en reeds scherpe voorwerpen verstop om ze te kunnen gebruiken, moest ik er nood aan hebben.
Ik merk ook hoe ik me afsluit. Het vroeg veel therapiesessies en liters tranen vooraleer ik eindelijk aanleerde dat ik me niet aanstelde en ik geen onnodige aandacht vroeg. Ik leerde hoe ik open kon zijn tegenover mensen die ik graag zie en die mij graag zien. Ik leerde dat die mensen me willen helpen en dus moeten weten wanneer en waarom ik het moeilijk heb. En dat lukt momenteel even niet. Verlatingsangst speelt opnieuw meer dan ooit een rol in alles wat ik zeg en doe. Paniekgedachten nemen soms mijn hele doen over. En dat zorgt ervoor dat alles des te vermoeiender is.
Wat ik uiteindelijk in het algemeen opmerk, is dat ik tijdens deze periode teruggrijp naar die eetgestoorde, dwangmatige gedachten en handelingen. Ik word geconfronteerd met een enge situatie en weet niet hoe ik ermee om moet gaan. Een gebrek aan sociaal contact zorgt voor paniek. Het feit dat ik mijn lief momenteel minder kan zien en mijn beste vriendin zelfs helemaal niet zie, maakt me onrustig. En omdat ik niet weet hoe hier mee om te gaan, grijp ik terug naar wat ik wél ken. En daarmee moet ik oppassen. Ik ervaarde reeds hoe maandenlang herstelwerk teniet gedaan werd op enkele weken. Dat wil ik deze keer absoluut vermijden.
Ik heb het moeilijk, maar zet geen stappen terug. Integendeel. Voor het eerst besef ik dat ik het moeilijk heb, besef ik dat ik dingen denk en doe die niet oké zijn, die me niets zullen brengen. En het is belangrijk daarbij stil te staan. Ik besef nu dat de gedachten er zijn, dat het moeilijk is, maar ik weet nu ook dat ik er tegenin zal moeten gaan. Dat is moeilijk, heel moeilijk. Maar de dag doorkomen terwijl ik constant gecontroleerd word door negatieve emoties is nog veel moeilijker. Ik heb heel veel dingen om naar uit te kijken en probeer me vooral daarop te focussen. Intussen weet ik dat ik goed genoeg ben zoals ik ben. Dat ik niet moet focussen op afvallen of aankomen om graag gezien te worden en mezelf graag te zien. Ik probeer te geloven dat ik mag zijn wie ik ben, zoals ik ben. Ik probeer te geloven dat alles goed komt. Want, alles komt goed.
Geef een reactie