Veel meiden hebben last van een laag zelfbeeld; ze denken dat ze niet leuk genoeg zijn, niets kunnen of niets waard zijn. Zo’n beeld heb je natuurlijk niet vanaf het moment dat je geboren wordt ; het moet ergens ontstaan zijn. Maar hoe gaat zoiets eigenlijk?
In het begin van je leven heb je nog geen idee wie of wat je zelf bent; een baby weet niet eens dat zijn handen en voeten aan zichzelf vastzitten! Hij kijkt verbaasd naar die bewegende dingen die voorbij komen. Pas na een tijdje komt hij erachter dat hij het toch echt zélf doet als zijn beentjes bewegen.
Een volgende stap, is dat je jezelf bijvoorbeeld gaat herkennen in de spiegel. Ook ontdek je dat er een aantal kenmerken zijn die bij je horen. Bijvoorbeeld ‘ik heb zwart haar’ en ‘ik ben een meisje’.
Later komen daar ook de dingen bij die je kunt (bvb. ‘ik kan fietsen’). Zo verzamel je een soort lijstje met kenmerken van wat JIJ bent.
Pas later ga je ook een oordeel koppelen aan dat lijstje kenmerken van jezelf. En hoe kom je aan dat oordeel? Dat doen we door te observeren hoe anderen naar ons kijken, en dit oordeel vervolgens ‘over te nemen’. We vormen ons zelfbeeld ‘door de ogen van de ander’.
In het begin zijn het vooral de ouders die deze rol vervullen. Als een ouder bijvoorbeeld in zijn handen klapt als een kind zijn eerste stapje zet, dan begrijp je als kind dat dit blijkbaar iets positiefs is, en ga je dat zelf ook zo ervaren. Zo voeg je bij elk nieuw ding dat je leert weer wat ‘positiviteit’ toe aan je zelfbeeld; je ontwikkelt zelfvertrouwen.
Soms gaat er iets mis in de ontwikkeling van dit zelfvertrouwen. Bijvoorbeeld als de ouders een kind niet genoeg positief bevestigen. Het kind krijgt dan niet voldoende het gevoel dat hij iets goed heeft gedaan, of dat hij iets kan, en krijgt een negatief zelfgevoel.
Het kan echter ook zo zijn, dat ouders een kind te weinig vrijlaten, en het veel uit handen nemen/niet zelf laten doen. Op deze manier krijgt het niet de kans om te ontdekken welke dingen het zélf kan, waardoor het niet de kans krijgt om een positief zelfbeeld te ontwikkelen.
Beide bovengenoemde gevallen leiden vaak tot faalangst.
Als je wat ouder wordt, is niet alleen de reactie van de ouders, maar ook die van andere mensen in je omgeving van belang. Het speelt een grote rol wat de kinderen op school van je vinden, of je bij de groep hoort, of de juf je prijst of juist afkraakt…
Het ‘gevaarlijke’ hierbij, is dat je nog geen goed ‘basisbeeld’ hebt van wat je bent en wat je kunt; dat beeld ben je immers nog maar net aan het ontwikkelen. Hierdoor spelen de dingen die andere zeggen een relatief grote rol. Bovendien kun je niet goed beoordelen of het wel waar is wat de ander zegt, en geloof je direct wat ze over je zeggen; Als een meisje uit je klas tegen je zegt dat je lelijk bent, is dat voor jou al heel snel de waarheid. Je kunt niet, zoals een volwassene zou doen, de opmerking afzetten tegen het beeld dat je al hebt van jezelf, reëele feiten, en dingen die anderen eerder tegen je gezegd hebben. Dit is (onder meer) de reden dat pesten in de kinderjaren zo’n grote deuk in je zelfvertrouwen kan opleveren.
Repareren
Als je eenmaal een laag zelfbeeld hebt, is daar vaak moeilijk vanaf te komen. Je vult voor anderen vaak automatisch allerlei dingen in, die zij wel niet over jou zouden denken. Je kunt hier iets aan doen door op die automatische gedachtes te gaan letten, en ze bijvoorbeeld op te schrijven. Vervolgens ga je per gedachte bekijken of hij eigenlijk wel reëel of kloppend is. Ben ik wel zo lelijk? Wat voor bewijs is daarvoor? Zijn er ook punten die op het tegendeel wijzen? In feite analyseer je de gedachtes die er als kind zijn ingeslopen dan op een manier die je als kind nog niet kon, maar nu als volwassene wél.
En als je er op zo’n manier naar gaat kijken, blijken de negatieve gedachtes over jezelf meestal écht niet zo kloppend te zijn!
Geef een reactie