Naar schatting lijdt 20% procent van de vrouwelijke topsporters die esthetische sporten of duursporten beoefenen aan een eetprobleem. De achtergrond van hun eetproblemen verschilt vaak van die van niet-sporters. Naast familie- en persoonlijkheidsfactoren spelen sportgerelateerde factoren een voorname rol in de ontwikkeling van eetproblemen, zoals de sterke nadruk die wordt gelegd op uiterlijk en gewicht als voorwaarde voor topprestaties.
Andere belangrijke factoren zijn commentaar en druk vanuit begeleiders, regelmatige publieke gewichtsmetingen en de noodzaak om strakke, weinig verhullende sportkleding te dragen. Sportpsycholoog Karin de Bruin promoveerde 5 maart aan de Vrije Universiteit.
De Bruin deed onderzoek naar eetproblemen onder Nederlandse topsporters. Met vragenlijsten en interviews vond ze verklaringen voor de verschillen tussen de mate waarin verschillende vrouwelijke topsporters kans lopen een eetprobleem te ontwikkelen. De Bruin bracht het lijngedrag van turnsters, dansers, scholieren en sporters met en zonder verstoord eetgedrag en risicofactoren in kaart.
De Bruin stelt dat die risicofactoren bijdragen aan een negatief lichaamsbeeld in de sport en aanzetten tot vergelijkingen met andere, dunnere teamgenoten of tegenstandsters. Dat leidt weer tot een grotere kans op het ontwikkelen van eetproblematiek. Het niet kunnen omgaan met prestatiedruk en wedstrijdspanning vergroot eveneens de kans op eetproblemen.
Nadruk op plezier
Voor preventie van eetproblemen in de sport is het van cruciaal belang dat sportorganisaties en sportbegeleiders een topsportklimaat scheppen met een nadruk op plezier en persoonlijke ontwikkeling en niet alleen op gewicht en resultaat, aldus De Bruin. Op haar initiatief vond – in nauwe samenwerking met het NOC*NSF, de Faculteit Bewegingswetenschappen van de VU en Centrum Eetstoornissen Ursula.
Geef een reactie