Mijn eetstoornis is heel sneaky in mijn leven gekomen. Eerst merkte ik er niet zoveel van, het was ook nog helemaal niet zo sterk aanwezig en het leek heel onschuldig. Het is begonnen toen ik veertien was. Ik begon meer te sporten en merkte dat ik dat goed kon en erg leuk vond. Ook merkte ik dat mijn lichaam er gespierder en strakker door werd. Hier was ik heel blij mee, ik voelde me lekkerder in m’n vel. Door Emmy
Er spookten toen al een tijdje onzekere gedachtes door m’n hoofd over m’n lichaam en hoe ik eruit zag. In groep 8 begon mijn lichaam zich te ontwikkelen, en dat is heel normaal. Maar voor mij was het een ramp. Ik kreeg vormen (borsten, heupen) terwijl m’n vriendinnen dat nog niet hadden. Zij hadden een heel recht en heel dun figuur, en daardoor zag ik er heel anders – dikker dus, vond ik – uit. ###
Door het sporten voelde ik me meer zelfverzekerd, en de gedachtes leken heel ver weg, ze leken niet meer te bestaan. Ik voelde me heerlijk! Totdat op een gegeven moment alles veranderde. Het gebeurde toen ik last begon te krijgen van mijn knieën. Eerst had ik er niet zoveel pijn aan, en dus bleef ik door sporten. Maar toen de pijn bleef en zelfs steeds erger werd, zijn we naar de dokter gegaan. Die zei dat het waarschijnlijk overbelast was, en dat ik minstens een maand rust moest houden. En toen ging het mis. Rust houden? Een maand niet sporten? Maar hoe moest ik nu in vorm blijven? Ik besloot dat ik in die tijd maar moest stoppen met koekjes en chips eten. Toen zijn dus echt de gedachtes over aankomen, dik zijn en eten heel sterk in m’n hoofd gekomen. Ze waren er opeens, alsof ze al die tijd hadden gewacht op een juist moment om binnen te vallen en dat nu in één keer deden.
Niet meer sporten was een ramp. Het was als een soort drugs voor me, om me goed te voelen, en nu ik het niet meer mocht kwam ik dus in een soort afkick situatie. Mensen die moeten afkicken krijgen hele zwakke momenten, waarin ze heel erg verlangen naar datgene waar ze aan verslaafd zijn. Dat was bij mij ook zo. Maar net zoals bij mensen die moeten afkicken van bijvoorbeeld cocaïne en het dus niet meer mochten gebruiken, zo mocht ik in geen geval sporten. Dat kon ik ook niet, het deed teveel pijn. Dus ging ik naar iets anders zoeken om ‘in vorm te blijven’ (zoals ik dat zelf noemde). De angst om aan te komen werd groter en groter. In die maand dat ik niet mocht sporten is mijn eetstoornis echt begonnen. Eerst at ik alleen geen koekjes en chips meer, maar ik bande steeds meer dingen uit m’n eetpatroon. Met mijn knieën ging het ondertussen steeds beter, en na een tijdje mocht ik weer sporten. Ik was helemaal blij! Nu zou ik zeker niet aankomen! Het ging steeds slechter, omdat het afvallen veel sneller ging nu ik weer kon sporten. Ik sportte ongelofelijk veel en at ontzettend weinig.
In zomervakanties was het het ergst. De hele dag kon ik doen wat ik wilde, en het was heel erg lekker weer dus ging ik veel naar buiten. ‘s Ochtends at ik een halve kale boterham en een kiwi, dan ging ik drie kwartier hardlopen. Ik zorgde dat ik tussen de middag al naar het buitenzwembad was zodat ik niet met m’n ouders samen hoefde te eten. Ik nam eten mee, wat ik natuurlijk niet op at daar. Het was een half uur fietsen naar het zwembad, waar ik de hele middag was, en weer terug fietsen. ‘s Avonds moest ik wel mee eten met het avond eten maar ik had mezelf ondertussen genoeg smokkel technieken aangeleerd om niet teveel te eten maar het wel zo te laten lijken dat ik genoeg at. Na het eten ging ik gelijk weer iets van sport doen zoals dansen op m’n kamer en buikspieroefeningen doen.
In het begin merkte ik niet zoveel van wat ik m’n lichaam aandeed. M’n omgeving merkte eerst ook niet dat er iets met me aan de hand was, totdat je het aan me begon te zien dat ik afviel. Ik kon het ook merken aan m’n huid, die werd droger en ik kreeg meer plekjes. M’n nagels werden brokkelig, m’n haar begon uit te vallen en ik had het steeds koud, waardoor ik vaak paarse lippen en blauwe handen had. Maar m’n eetstoornis was toen al zo sterk en ik zat er al zo diep in dat ik die dingen voor lief nam. Als ik maar niet aan zou komen! Zelfs op school probeerde ik zoveel mogelijk te bewegen. Ik schoof tijdens lessen heen en weer op m’n stoel, wiebelde met m’n voeten en ging vaak naar de wc zodat ik trappen moest lopen. Toen ik echt vaak duizelig begon te worden en het vaak zo koud had dat ik constant zat te rillen werd voor mij toch wel duidelijk dat ik hulp moest zoeken.
Via de huisarts kwam ik terecht bij het RIAGG waar ik ging praten met een heel aardige vrouw. Helaas moest zij na een paar maanden weg omdat ze een baan kreeg bij een andere vestiging. Ik moest m’n verhaal weer helemaal opnieuw vertellen aan twee andere therapeutes, net nu ik me lekker begon te voelen bij m’n vorige therapeute en die ook beetje bij beetje ging vertrouwen. Dat was ik in één klap weer helemaal kwijt. Ik voelde me totaal niet op m’n gemak bij die andere therapeutes en ging daarom ook al snel weg bij het RIAGG.
Mijn ouders waren wanhopig en wisten echt niet waar we nu hulp moesten zoeken. Uiteindelijk hebben ze ten einde raad de voorganger uit onze kerk gevraagd om bij ons langs te komen om te praten. Met hem heb ik ‘n heel goed gesprek gehad; 100x beter dan ik bij het RIAGG ooit gehad had. Via hem ben ik terechtgekomen bij pastorale medewerkers uit onze gemeente. Door veel te praten en te bidden ging het steeds een beetje vooruit. Zij richtten zich niet zozeer op hoeveel ik at of wat ik woog, maar meer op wat voor gedachtes ik had, hoe ik me voelde en wat voor dingen er waren gebeurd in het verleden.
Ik worstel er nog steeds elke dag mee. Eten is voor mij een hele hoge muur waar ik elke dag weer tegenop loop en niet overheen kan kijken of klimmen. Nog steeds lig ik elke avond als ik in bed lig voor mezelf op te sommen wat ik die dag heb gegeten. Voor mijn gevoel is het ontzettend veel, terwijl het net op het randje zit van net genoeg eten. Maar omdat ik al die tijd zo ontzettend gelijnd heb, lijkt wat ik nu eet heel erg veel. Gelukkig gaat het nu al zoveel beter dan twee jaar geleden. Dat komt ook door mijn geloof in God, zonder Hem had ik het echt niet zover gered.
Waarschijnlijk had ik zonder Gods hulp ondertussen al wel in het ziekenhuis gelegen aan een infuus. Het is best heftig om het zo te zeggen, maar het is wel zo. God geeft mij ook een reden om te vechten, namelijk dat het leven veel te mooi is om aan je voorbij te laten gaan. Anorexia neemt bezit van heel je leven, zodat je niet meer kunt genieten van dingen om je heen. Nu ik de keuze heb gemaakt om tegen m’n eetstoornis te vechten gaat het stapje voor stapje beter en kan ik weer echt leven. Natuurlijk heb ik af en toe nog terugvallen. En ik zie het soms echt niet meer zitten. Maar ik weiger me erdoor klein te laten krijgen.
Ik heb veel dingen verloren in de periode dat m’n eetstoornis zo heftig was. Vrienden die je laten stikken omdat ze je niet begrijpen of bang van je zijn, voor hoe je eruit ziet. Mijn moeder vindt het nog steeds moeilijk om me 100% te vertrouwen, omdat ik zo vaak dingen achterhield of loog wat eten betreft. Omdat ik zoveel jaar achter elkaar heb gelijnd en extreem heb gesport, ben ik nu heel erg snel moe en duizelig en moet ik vaak dingen afzeggen omdat ik er gewoon niet de energie voor heb. Nu pas merk ik wat ik m’n lichaam heb aangedaan, dat ik bezig was mezelf kapot te maken. Het is een hoge prijs die ik moet betalen voor iets wat ik zo ontzettend belangrijk vond en nog steeds vind: dun zijn.
Eén van de moeilijkste dingen is erover praten. Ik sluit mezelf af, omhul me in een soort cocon zodat mensen niet te dichtbij kunnen komen. Dit doe ik omdat ik bang ben dat mensen erachter komen wat ik doe, dat ze me meer willen laten eten en heel erg op me gaan letten. Ook wil ik niet dat ze zich te bezorgd om me maken. En het ergste is eigenlijk nog dat ik mezelf steeds voor hou dat het allemaal niet zo erg is. Dat het bij mij wel “meevalt” en dat ik het zelf wel red. En dat is juist de valkuil: dat je het voor jezelf gaat ontkennen. Ik moet er juist met mensen over praten, dat lucht op. Als ik het allemaal voor mezelf hou wordt het één zwarte chaos binnenin, en dat uit zich dan gelijk weer in mezelf down voelen en weinig eten.
Gelukkig heb ik veel mensen die ik echt vertrouw en die me in de gaten houden. Nog steeds vind ik het erg moeilijk om erover te praten en vaak moeten mensen mij eerst dingen vragen over hoe het gaat, want uit mezelf doe ik dat niet. Ik zit nog steeds in dat isolement.
Maar ik vecht ervoor om ervan te genezen. En dat gaat ook gebeuren, met hulp van God.
One day I’ll be free of it.
Geef een reactie