Herken je dat? Op een zondagmiddag ben je gezellig met het gezin bij oma op bezoek. Je oma heeft een heerlijke appeltaart gebakken en vraagt of je ook een stukje wilt. Jij slaat de taart even af, ‘want je zit nog vol van de lunch’. Maar dan slaat je zusje ook de taart af, haar lievelingstaart nog wel. Zou ze dit gedaan hebben omdat ze een beetje op de lijn wil gaan letten? Heb ik haar dan op ideeën gebracht?
In de tijd dat ik een eetstoornis had, was ik heel erg bang dat mijn zusje ook een eetstoornis zou ontwikkelen. Ik ben haar grote zus en ik voelde me verantwoordelijk voor haar. Ik moest haar het goede voorbeeld geven. Ik was bang dat ze mijn ongezonde eetgewoontes en het lijnen over zou gaan nemen.
En stel dat ze een eetstoornis aan het ontwikkelen is, dan moet ik haar hier nu bewust van maken, haar laten weten dat ik er voor haar ben zodat ze er niet nog dieper in zakt.
Als zij een keertje iets afsloeg, was het voor mij een bevestiging dat ze een eetstoornis had. “Zie je nou wel. Ze eet nu geen koekje, en gisteren nam ze water in plaats van haar lievelingsdrinken”. Dan wist ik het zeker: ook mijn zusje heeft een eetstoornis. Ik was alleen maar op zoek naar bewijzen voor het feit dat zij een eetstoornis heeft. Dit heeft tot veel zorgen geleid. Ik wilde niet dat mijn zusje hetzelfde zou doormaken zoals ik toen deed, want ik was alles behalve gelukkig met een eetstoornis.
Ik smeerde haar brood ‘s morgens zodat ik zeker wist dat ze eten mee naar school had, ik bakte cakejes, taart en dingen die zij lekker vond, als ik in de supermarkt was kocht ik altijd wel iets wat ze lekker vond. Ik zorgde ervoor dat er eten in huis was wat zij lekker vond en zocht naar manieren om haar aan het eten te krijgen door bijvoorbeeld de cakejes te bakken die ze lekker vindt. Als zij dit at was ik weer even gerust. Ik controleerde elke dag haar tas of ze haar brood op school wel op had gegeten. Als dit niet zo was kon ik in paniek raken, boos worden op mezelf, want zie je nou wel: ze gaat hetzelfde doen zoals ik ook altijd had gedaan.
Voor mijn zusje was dit ook erg vervelend. Zij voelde zich ontzettend op haar vingers gekeken want ik was continu bezig met hoe zij at.
Achteraf gezien is het nergens voor nodig geweest om me zoveel zorgen te maken. Ik zie nu dat ik alleen maar op zoek was naar bewijzen waarom zij een eetstoornis zou hebben. Als je maar hard genoeg zoekt, zal je hiervoor het bewijs vinden, het zogenaamde selffulfilling prophecy. Ik ging dingen zien die er niet waren. Ik vergat daarbij te kijken naar de dingen die erop konden wijzen dat ze geen eetstoornis heeft.
Ik was erg gevoelig voor het gedrag van anderen. Als iemand anders minder at dan ik, dan was het voor mij een streven om nog minder dan diegene te eten. Nu besef ik me dat het mezelf vergelijken met anderen een onderdeel van mijn eetstoornis was. Mensen zonder eetstoornissen zijn helemaal niet bezig met wat anderen eten, zoals er soms concurrentie heerst in een eetstoorniskliniek. Mijn zusje is dus ook niet op die manier bezig met wat ik eet. Het zou kunnen dat zij meer op mij let omdat ze zich zorgen om mij maakt, maar dat betekent niet dat ik een voorbeeld voor haar ben. Daarnaast is het eerder regel dan uitzondering dat een meisje in de pubertijd op hun lijn willen letten.
Ik vond het heel moeilijk als zij wel iets mocht overslaan terwijl ik een eetlijst had waarvan ik niet mocht afwijken. Het voelde oneerlijk. Waarom mag zij wel eens iets afslaan en ik niet? Je weet natuurlijk niet wat zij eerder op de dag heeft gegeten, of zij eet op een ander tijdstip wat meer. Het is dus niet eerlijk tegenover jezelf om deze vergelijking te maken.
Het was fijn om me zorgen te kunnen maken over een ander, zodat ik geen zorgen over mezelf hoefde te maken.
Door zoveel met anderen bezig te zijn, vergeet jij jezelf. Gebruik de energie die je in anderen steekt ook eens in jezelf. Ook jij verdient het om beter te worden, maar je moet jezelf hiervoor de ruimte wel geven. Afschuwelijk waren die zorgen. Maar deze zorgen doe jij anderen ook aan. De zorgen die jij hebt over je zusje, heeft je omgeving ook over jou. Zorg dus ook goed voor jezelf.
Wat mij heeft geholpen, en haar ook, was het gesprek met haar aangaan. Ik heb haar verteld van mijn angst en zij kon mij geruststellen dat die angst onterecht was.
Jouw eetgewoontes alleen zullen niet de oorzaak kunnen zijn van een eetstoornis bij iemand in je omgeving. Een eetstoornis heeft meestal niet één oorzaak. Vaak is er al een bepaalde gevoeligheid voor het ontwikkelen van een eetstoornis.
Geef een reactie