Ik ben 18 jaar en inmiddels worstel ik zo’n zeven à acht jaar met eten. Het begon onbewust en naar mate de tijd verstreek werd het steeds bewuster een manier om te dealen met mezelf en alles om me heen.
Voor zover ik me kan herinneren was mijn jeugd best oké – niet bepaald geweldig, maar er was niet echt iets mis.
De basisschool was een beetje ingewikkeld, ik heb op drie verschillende basisscholen gezeten. De eerste wissel was om praktische redenen, de tweede wissel was omdat ik niet gelukkig was, ik viel buiten de groep en avond aan avond lag ik huilend in bed. ###
In die tijd heb ik ook een assertiviteitscursus gedaan, maar die bracht meer kwaads dan goeds. Bij die cursus heb ik geleerd hoe handig het is om de hele dag hyper, vrolijk, gezellig en grappig te zijn – dan kon ik in ieder geval minder makkelijk gekwetst worden.
Zo begon ik dan ook in groep zes op mijn derde basisschool: Altijd vrolijk en stuiterend, ik zou wel voorkomen dat ik nog ‘s buiten de groep viel. Ik bleef echter heel onzeker en na wat tegenslagen op sociaal gebied in groep zeven en acht werd ik steeds ongelukkiger, maar door mijn masker kon ik het niet meer uiten. Achteraf gezien weet ik nu dat ik op dat moment begon om mijn emoties te verwerken met eten. Veel eten. Eten stelen uit de kelder thuis, maar ook eten stelen uit supermarkten – echt compenseren deed ik toen nog niet, hoogstens af en toe mijn brood weggooien op school.
Ik weet nog dat ik een keer aan mijn moeder vroeg of ik dik was, waarop zij antwoordde: “Tsja, wat moet een goede moeder daar nou op antwoorden?”. Voor mij was dat weer een bevestiging dat ik niet goed genoeg was voor haar. Verder was het thuis niet bijzonder moeilijk, het enige lastige was dat mijn moeder altijd alles wil weten, regelen en organiseren. Heel weinig vrijheid voor mijn eigen ontwikkeling en al helemaal geen vrijheid voor het maken van “fouten”, terwijl juist fouten zo hard nodig zijn om van jezelf te leren.
Daarna ging ik vol goede moed naar de middelbare school. Ik was de enige van mijn basisschool, dus dit keer moest en zou het goed gaan. Het leek goed te gaan, binnen no-time had ik een hoop “vriendinnen” verzameld en een paar maanden was het echt heel gezellig.
Dat het eten ondertussen wat slechter ging en dat ik stukje bij beetje pro-ana en laxeerpillen ontdekte drong niet eens echt tot me door, het was gewoon een manier om het evenwicht tussen de wereld op school en de wereld thuis te bewaren, want die werelden verschilden zo veel van elkaar. Was ik op school altijd vrolijk, gezellig en nam ik altijd het voortouw, thuis liep ik alleen maar op mijn tenen in een poging zo min mogelijk fout te doen. Zodra ik thuis kwam zat ik bijna alleen maar op mijn kamer, met eten.
Toen kreeg ik een harde klap: Mijn “vriendinnen” sloten me buiten, en niet een beetje ook, aan het einde van het schooljaar besloot ik om van klas te veranderen en dat is goed geweest, maar die klap heeft me meer geraakt dan ik lange tijd toe heb willen en kunnen geven.
De tijd verstreek en in mijn nieuwe klas had ik het voor de verandering gezellig, maar thuis was het lastig. Mijn moeder was gestopt met werken en was dus altijd thuis, terwijl ik juist zo graag een beetje ruimte voor mezelf wilde. Nog meer dan eerst verstopte ik alles in het eten, alle pijn, alle onzekerheid en alle twijfels. Af en toe had ik een korte periode waarin ik vrij weinig at, waardoor mijn gewicht altijd min of meer stabiel is gebleven.
Uiteindelijk kwam ik bij een vertrouwenspersoon terecht, wat heel fijn was, en aan het eind van de tweede bleken mijn ouders alles te weten: De eetbuien, de dieetpillen en de zelfbeschadiging. Ik ontkende alles, maar een paar weken later heb ik het met de vertrouwenspersoon toch aan mijn ouders verteld omdat mijn moeder dingen had gezegd die me zoveel angst hadden aangejaagd dat ik niet meer durfde te liegen. Ze waren op z’n zachtst gezegd niet zo blij, maar aan de andere kant kreeg ik ook het gevoel dat ze het totaal niet serieus namen. We hadden het er nooit over, wat ik toen niet zo erg vond want het eten was het enige wat ik kon doen waar mijn moeder geen controle over had, ik verlangde zo naar iets van mezelf en het is gewoon triest dat eten blijkbaar mijn enige uitweg was.
Die zomervakantie was vreselijk. In een poging mijn ouders te laten zien dat er niets aan de hand was probeerde ik gewoon te eten, wat erin resulteerde dat ik aankwam, veel aankwam en weer wat meer ging automutileren. Na de zomer begon ik bij een psychologe waar ik uiteindelijk twee jaar heb gelopen. Die psychologe begreep me totaal niet en omdat ik zo van mezelf walgde sloop het braken erin.
In die tijd heb ik geprobeerd aan wat vriendinnen te vertellen dat ik een beetje een eetprobleem had, maar uit onwetendheid van hun kant kreeg ik veel reacties in de trant van: “Haha, jij bent toch veel te dik voor een eetstoornis?” Dit bevestigde voor mij dat ik dik was, terwijl ik gewoon een gezond gewicht had. Ik voelde me eenzaam, de psychologe deed heel hard haar best, maar de klik ontbrak. Achteraf gezien heeft zij ook belangrijke dingen over het hoofd gezien. Ik heb het met haar eindeloos over mijn gezinssamenstelling gehad, maar mijn tweelingzusje (dat vlak na onze geboorte is overleden) is nooit ter sprake gekomen. Pas toen ik al lang bij haar weg was ben ik gaan ontdekken dat mijn tweelingzusje en het gemis dat ik ervaar toch een hele grote rol speelt.
Toen ik een jaar bij die psychologe was, was ik eigenlijk niets opgeschoten. Ik had weliswaar wat meer inzicht in de manier waarop ik het eten gebruikte, maar met het eten zelf ging het alleen maar slechter. Uiteindelijk begon ik bij een diëtiste waar ik de diagnose Boulimia Nervosa kreeg, inmiddels braakte ik bijna dagelijks. Ik weet nog hoe erg ik schrok toen ik dat voor het eerst zwart op wit zag staan, want zo erg was het toch helemaal niet?! Ondertussen raakte ik meer en meer verstrikt in de schijnveiligheid van de eetstoornis enerzijds en het verlangen naar het moment waarop ik me beter voelde anderzijds.
Uiteindelijk kwam die diëtiste met het idee om me door te verwijzen naar Rintveld, omdat ze zag dat het me niet lukte op deze manier. Ik was bang, maar vooral heel erg opgelucht: Eindelijk zou er iets gaan gebeuren. Dacht ik.
Na wat een eeuwigheid leek (en was), was eindelijk de ellenlange wachtlijst voorbij. Ik was aangemeld met het advies voor een korte opname, zodat ik even uit de thuissituatie te zijn. Ik was bij de intake volkomen eerlijk omdat ik zo graag hulp wilde – ik was helemaal op, ik wilde dat er iets zou veranderen want ik was het vechten moe. Bij mijn adviesgesprek kreeg ik, naast mijn diagnose die was bijgesteld tot Eetstoornis NAO, te horen dat ze eigenlijk geen opnames doen met gezond gewicht, dus dat ik eens per week naar de BN-groep mocht. Ik voelde me zo verloren, ik had er nota bene al twee jaar opzitten met wekelijkse gesprekken, waarom zou dat me nu dan ineens wel helpen?
Die zomer werd het braken steeds erger, ik was bang om niet erg genoeg te zijn voor Rintveld omdat ik ook al een gezond gewicht had. Dwangmatig “moest” ik van mezelf minstens dagelijks braken en op die manier ging het van kwaad tot erger.
Na de zomer begon ik in de BN-groep en kreeg ik bij een andere instelling systeemgesprekken met mijn ouders. Ook begon ik gewoon in 5 gymnasium, tot op de dag van vandaag heeft mijn school me gelukkig altijd zo goed en kwaad als het gaat geholpen. Aan die BN-groep heb ik heel veel gehad omdat het fijn was om herkenning te vinden. Ook heb ik daar alles wat ik nog niet wist geleerd over eetlijsten, preventieplannen en die hele reutemeteut. Maar aan de andere kant voelde ik me ook onbegrepen, bij iedereen ging het alleen maar over het “ik voel me zo dik”-stukje. Dat speelde bij mij ook wel mee, maar veel meer was het vreten en kotsen bij mij een manier om niet overspoeld te worden door chaos en emoties.
Met eten ging het nog slechter en uiteindelijk belandde ik alsnog drie weken in de kliniek omdat het me niet lukte om het eindeloze braken thuis te minderen. Ik dacht: Zie je wel dat je met een gezond gewicht wel een opname kunt krijgen! Achteraf gezien is het echt gestoord dat ik het toen nog opbracht om dagelijks naar school te gaan, maar ik mag me gelukkig prijzen dat ik lichamelijk nooit veel klachten heb gehad. Wonder boven wonder zijn mijn bloedwaardes altijd goed geweest. In die tijd liep ik weer tegen veel onbegrip aan in mijn omgeving. Ik zag er zo gezond uit en ik deed altijd zo vrolijk, zo erg was het toch allemaal niet?
Als ik vertelde dat ik mijn vingers in mijn keel stak, reageerden veel mensen vol walging. Daardoor durfde ik aan niemand te vertellen hoe vaak ik braakte en hoe wanhopig ik was. Naar mijn gevoel werd het toch niet begrepen, omdat ik niet dun was.
Die drie weken kliniek hebben me geholpen, maar ze waren te kort. Na deze drie weken moest ik gewoon weer eens per week naar de BN-groep: er werd mij verteld dat ze verder niets hadden voor boulimia. Uiteindelijk mocht ik weg uit die groep omdat ik alles al wist. Ook ontstond er een steeds groter verschil: Iedereen kotste, zodat ze konden eten. Ik at, zodat ik kon kotsen, want dat kotsen had ik nodig om mezelf bij elkaar te houden.
In plaats van de groep kreeg ik wekelijkse gesprekken met de therapeute die ik nu nog heb en ging ik PMT doen. Het was goed, eindelijk begon ik te werken aan waar die eetstoornis nou vandaan komt: Het gevoel er niet te mogen zijn. Het gevoel niets waard te zijn. De leegte in mijn binnenste omdat ik mijn tweelingzusje en een echte moederfiguur mis. De leegte die ik wilde opvullen met eten en bij elkaar wilde houden door te kotsen. De onrust thuis, mijn onzekerheid en gedachtekronkels die er gedurende mijn leven in zijn geslopen. Het niet met emoties om kunnen gaan. Alle dingen waar ik nog nooit over had gepraat omdat ik mezelf achter het eten verstopte. Alles bij elkaar was het toch best heftig, waardoor ik langzaam maar zeker weer meer veiligheid ging zoeken in het eten.
Ik zag het niet meer zitten en de enige oplossing die ik nog zag was kotsen, kotsen, kotsen. Dat is natuurlijk helemaal geen oplossing, maar er was zoveel losgekomen van binnen, zo veel dingen waar ik het over had in therapie, zo veel dingen waar ik bang voor was, dat ik niet wist wat ik anders kon doen. Uiteindelijk belandde ik weer drie weken in de kliniek en deze drie weken hebben me enorm geholpen. De groep was fijn, ik was niet de enige met gezond gewicht dus in tegenstelling tot de eerste keer voelde ik me niet “te dik voor de kliniek”. Ik heb veel meer gepraat en het was zo fijn om even niet thuis te zijn en om plezier te hebben met mijn groepsgenootjes.
Bijna meteen nadat ik weer thuis was ging ik met mijn ouders en zusje op zomervakantie. Ik heb me overwegend goed gevoeld, en dat bleef de hele zomervakantie zo. Toen het nieuwe schooljaar begon, werd ik weer onzekerder. Ik was blijven zitten en moest dus in een nieuw leerjaar beginnen, ik was zo bang dat ik enorm buiten de groep zou vallen en dat iedereen me zou haten. Kronkels in mijn hoofd die ik rationeel best kan weerleggen, maar die emotioneel zoveel pijn doen. Het begon weer van vooraf aan: Me slecht voelen, slechter eten, enzovoorts. Uiteindelijk begonnen ze op Rintveld wéér over een korte opname, of over de optie om te accepteren dat ik de eetstoornis misschien gewoon nodig heb.
Beide opties zag ik niet zitten en sindsdien is het eten langzaamaan beter gegaan. Natuurlijk heb ik mijn mindere weken, maar over het algemeen braak ik veel minder en zijn er ook minder eetbuien. Het “mag niet” van mezelf, maar ik ben toch best trots. Ondanks alles heb ik altijd volgehouden, ben ik altijd doorgegaan en heb ik heel veel bereikt. Helemaal zelf.
Het is zo zwaar geweest, en dat is het nog steeds. De angst wanneer ik probeerde te stoppen met braken, de paniek als ik eten binnen moest houden. Het écht niet meer weten wat ik met mezelf aan moest. De eindeloze therapieën, de schaamte voor mezelf, de onrust in mijn lijf, hoofd en leven. Het heeft me getekend, voor altijd. Dat is een lastige constatering, maar ergens geeft het ook wel rust: Het is oké, ik wil weer leven maar dit stukje raak ik nooit meer helemaal kwijt. Niet als in dat ik nooit helemaal genees, maar als in dat het een deel is van mijn levensverhaal. Het is voor mij nooit erg genoeg geweest.
Eerst zou ik erg genoeg zijn op het moment dat ik hulp had, maar dat ging van kwaad tot erger, totdat ik in mijn hoofd had dat ik pas erg genoeg zou zijn als ik in de kliniek had gezeten. Ik kan zeggen dat ik dat heb bereikt, maar om nou te zeggen dat ik er gelukkig van ben geworden… Inmiddels lukt het me om verstandelijk heel goed te beseffen wat ik moet doen en hoe ik in elkaar zit, helaas lijkt mijn gevoel mijlenver achter te lopen, maar ik doe mijn best.
Momenteel heb ik alleen nog maar eens per week een gesprek met mijn therapeute. Ondanks dat het eten stukken beter gaat, voel ik me helaas echt niet beter. Alles kost me zo veel moeite en ik heb het gevoel vast te lopen “in het leven” – hoe melodramatisch dat misschien ook klinkt.
Ik raak verstrikt in de dingen van vroeger die ik niet heb verwerkt, dingen waar ik niet mee om kan gaan en dingen die ik nooit heb geleerd omdat ik er de ruimte niet voor had of omdat ik werd belemmerd door mijn eetstoornis. Het is zo enorm zwaar om iedere dag weer vol te houden en door te blijven zetten, maar ergens haal ik steeds weer de kracht vandaan. Binnenkort heb ik een intake bij een andere instelling voor een behandeling die niet gericht is op het eten, maar op alle andere dingen.
Na de intake hoor ik of ik er wel of niet in behandeling mag en ik hoop dat ik daar een kans krijg. Ik ben er klaar mee om me zo te voelen, alles bij elkaar duurt het al veel te lang. Ik ben er klaar voor om dingen echt aan te gaan pakken, ik wil er voor gaan. Ik heb nog zo veel dromen en zo veel dingen die ik wil bereiken. Ook al zou ik af en toe het liefst op willen geven omdat ik er gewoon écht geen zin meer in heb, ergens diep van binnen besef ik me dat ik wil volhouden – het zou immers zonde zijn om alle jaren die ik nu al heb volgehouden nu weg te gooien.
Er komt een dag dat ik oprecht geniet en dat het fijn is dat er steeds weer een nieuwe dag aanbreekt.
Geef een reactie