Promovenda De la Rie: “Hulpverleners moeten meer rekening houden met wat patiënten willen.” Verbetering van behandeling van eetstoornissen is mogelijk door systematisch beter naar patiënten te luisteren. Het verbinden van wetenschappelijke kennis, kennis uit de kliniek en opvattingen en ervaringen van patiënten helpt bij het optimaliseren van de behandeling.
Dit stelt promovenda Simone de la Rie in haar proefschrift “Eating disorders and treatment from different perspectives”. Simone is onderzoeker en psycholoog bij CEU. Zij promoveert vandaag aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Eetstoornissen, zoals anorexia nervosa en boulimia nervosa zijn zeldzame, maar zeer ernstige psychiatrische aandoeningen met een gering herstelpercentage. Optimaliseren van de behandeling is van groot belang. Simone de la Rie onderzocht of en hoe het perspectief van patiënten met een eetstoornis, als kennisbron, kan bijdragen aan een beter begrip van eetstoornissen, de gevolgen van eetstoornissen en optimale behandeling.
Een eetstoornis beheerst het leven van patiënten en heeft grote gevolgen voor het functioneren. De kwaliteit van leven van patiënten met een eetstoornis is slechter dan die van mensen zonder eetstoornis, zelfs slechter dan die van patiënten met een depressieve stoornis. Uit het onderzoek blijkt dat ook voormalige patiënten een slechtere kwaliteit van leven ervaren dan mensen zonder eetstoornis.
Patiënten met een eetstoornis wachten lang met het zoeken van hulp. Daarnaast vindt de helft van de patiënten ook pas laat hulp. Drie kwart van de patiënten bezoekt eerst de huisarts met klachten, die de eetstoornis vaak niet onderkent, waardoor patiënten laat of niet adequaat worden doorverwezen. Slechts een kleine groep wordt meteen verwezen naar een gespecialiseerde instelling.
De la Rie pleit voor meer directe doorverwijzingen naar gespecialiseerde instellingen: “De meerderheid van de onderzochte patiëntengroep had verschillende vormen van behandeling achter de rug, voordat zij terecht kwam bij een gespecialiseerde instelling, meer dan vijftig procent heeft daar helemaal geen behandeling gehad. Patiënten ervaren de behandeling in een gespecialiseerde instelling echter als positief vanwege de aandacht voor de eetproblemen, naast de aandacht voor achterliggende problemen en de ervaren steun van lotgenoten.”
Hulpverleners moeten volgens De la Rie beter echt luisteren naar de patiënt: “In het individuele contact met een hulpverlener gaven de patiënten de voorkeur aan een gelijkwaardige samenwerking. Patiënten willen als persoon benaderd worden en niet als ‘geval’. Een goede match tussen therapeut en patiënt is belangrijk.
In een vergelijking van de opvattingen van 73 therapeuten en de patiënten kwam naar voren dat de therapeuten meer waarde hechtten aan de focus op het normaliseren van het eetpatroon en gedragsverandering, terwijl de patiënten het belang van de relatie met de therapeut en de aandacht voor achterliggende problemen benadrukten.”
De la Rie concludeert dat door het verbinden van drie kennisbronnen, namelijk wetenschappelijke kennis, opvattingen van de therapeuten en opvattingen en ervaringen van patiënten, optimale behandeling van eetstoornissen wordt bevorderd.
De ervaringen met en opvattingen over behandeling van patiënten en voormalig patiënten is onderzocht in het kader van een gezamenlijk project van de Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa, Centrum Eetstoornissen Ursula, de Universiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam, grotendeels gesubsidieerd door ZonMW.
Bron: Centrum Eetstoornissen Ursula
Geef een reactie