NIEMAND WIST DAT IK ARFID HAD, INCLUSIEF IKZELF  

Ik ben wat je noemt een vijftiger. Ik beweeg me in een periode in het leven waarin het de bedoeling is dat alles wel een beetje een plek heeft gekregen. Je hebt gemiddeld gezien alles op de rit. Je bent wie je bent en hebt voldoende zelfvertrouwen getankt in de afgelopen decennia om niet per se nog te hoeven veranderen. Ja oké, je kunt een midlife-crisis beleven en een motor willen kopen of nog salsa-les willen volgen omdat je een jongere partner bent tegengekomen. Maar naar mezelf kijkend bevind ik me niet in een dergelijke crisis en eerlijk gezegd verwacht ik er ook geen meer. Ik mag niet klagen, geen aankomende crisis dus, maar heb ‘het leven’ ook aardig op de rit. Tof gezin, leuk werk als zzp’er en dus veel vrijheid, ik woon klein maar leuk en heb een stel heel goede vrienden. En toch werd ik nog verrast. 

Fotografie: Burak The Weekender CC (Pexels)

niet wat het lijkt

Eigenlijk had de openingszin moeten zijn: ‘Ik ben wat je noemt een dikke vijftiger’. Want ja, ik zie eruit als wat we in de volksmond een ‘vette vijftiger’ zouden noemen. En (vooral) de mannen die deze titel dragen, worden onderbewust beticht van te veel deelnemen aan kookclubjes, te veel speciaalbiertjes drinken en/of brouwen, te vaak met de buik naar voren achter de BBQ staan en tijdens de lunch iets te vaak kiezen voor nét dat ongezonde. 

Mijn omgeving denkt dan ook dat ik een échte Bourgondiër ben. Een smulpaap die heerlijk vijf gangen doet in een mooi restaurant. Een mooie rode wijn besnuffelt en door zijn mond laat rollen. En het vaakst mij plaatst in de lokale brouwerij voor een bierproeverijtje met vrienden om vervolgens met 6 flesjes met onuitspreekbare brouwseltitels huiswaarts te keren. Maar dat ben ik dus niet! 

Drankje, hapje 

Ja ik dronk vroeger een biertje met mijn vrienden, te veel zelfs. Maar meer om erbij te horen. Stiekem vond ik bier smerig. Maar ja, ik vond eigenlijk alles wel smerig. Ik ben een tijdje overgestapt op zoeter spul. In de jaren tachtig was het gelukkig niet heel raar om pina colada te drinken. Of Apfelkorn. Om het bier toch te kunnen overleven kon je in Limburg gelukkig vragen om ‘Sjoes’ en ‘Halfom’. Dan werd er zoeter bruin bier bij je biertje gemengd. Zo heb ik het nog redelijk lang volgehouden. Maar op mijn zevenentwintigste voelde ik geen groepsdruk meer en ben ik gestopt met drinken. Niet vanwege een principe, niet om van een verslaving af te komen, maar simpelweg omdat ik alcoholische drank gewoon heel vies vind.  

Was dat maar het enige probleem geweest. Maar er was veel meer dat ik niet lustte. Eigenlijk lustte ik zo goed als niets. Om even bij de drank te blijven… ik lustte melk, cola, thee met suiker en soms – maar liever niet – ijskoud water. Maar goed, daar lukte het wel mee. Veel erger was het dat ik ook niets lustte op het gebied van eten. 

Dus die kookclubjes, speciaalbiertjes, BBQ’s en minder gezonde lunches zijn aan mij nooit besteed geweest. Sterker nog, deze activiteiten zijn voor mij ‘hel op aard’. Tot een aantal jaar geleden was ik er ook heel bedreven in om deze situaties vakkundig te omzeilen. Ik had altijd wel een smoes in mijn achterzak om toch niet mee te doen aan de zakenlunch, het personeelsuitje inclusief barbecue, het seizoeneinde van de voetbalclub met etentje bij de Griek.  

Kip! Niet van de haas 

Bij deze gezelschappen lukte het nog wel, dat omzeilen. Maar hoe doe je dat bij echte vrienden, je familie, je gezin? Dat wordt een stuk lastiger. Drinken, of eigenlijk niet drinken, valt mee. Dat wordt vrij snel geaccepteerd. Maar je kunt niet je leven lang eten uit de weg gaan. Gelukkig kwam internet in ons leven. Uren heb ik over het web gescrold om in Nijmegen dat ene eettentje te vinden waar ze wel kipfilet of gebakken schol op de kaart hadden staan. Deze twee gerechten hebben op een bepaalde manier mijn sociale leven gered. Hoewel het soms nog spannend werd. Zoals die keer dat de saté niet van de kip bleek te komen maar van de haas. Sneu heb ik wat friet uit een schaaltje gegeten en hebben mijn vrienden ieder een stukje haas weggewerkt (love ‘m). Minder dramatisch maar toch spannend is het, omdat er dan geen friet bij de saté geserveerd wordt, maar rijst… oempf. Kijk mijn bord wordt altijd bijna vol weer opgehaald. Dat wil zeggen alleen de kip en satésaus is weg. Alle randzaken liggen er nog.

Salade/sla/groenten in allerlei vormen en kleuren raken mijn vork niet aan. Maar als je dan ook nog een half bord rijst laat liggen gelooft echt niemand je als je op de vraag; ‘heeft alles gesmaakt’, toch nog ‘ja’ durft te antwoorden. En toch is het dan zo. Vooral de opluchting dat je deze eetsessie hebt overleefd smaakt overigens goed. Want eerlijk is eerlijk, ook kipsaté en scholfilet eet ik, maar vind ik niet lekker. 

Gewoon stoppen 

Hierboven lees je waarom in de ogen van velen ik mijn leven lang al een ‘zeikerd’ ben. En dat snap ik. Ik heb het zelf ook altijd gevonden. En neem van mij aan, ik heb er heel vaak heel veel voor over gehad om het te stoppen. Zoiets als stoppen met roken moet het zijn, heb ik vaak gedacht. Het moet gewoon kunnen, gewoon doen, net als iedereen. En dan ging ik slapen en dacht ik… morgen eet ik gewoon een boterham met vlees. Of we gingen uit eten en dan las ik de hele kaart en dan dacht ik, ik kies wat anders. En dan kwamen er zweetdruppels op mijn voorhoofd en vroeg ik of ik misschien friet kon krijgen bij mijn saté in plaats van rijst.  

er was iets met me, maar wat?

En toen was ik de vijftig voorbij en werd ik in dat gelande leventje van me toch nog verrast. Want ik kwam erachter. Ik heb het altijd geweten, er was iets met me. Ik wist alleen niet wat. Mijn dochter wees me erop, ik las het, ik herkende het, dit moest het zijn. Maar ik durfde niet en keek een tijd de andere kant op. Ik kreeg suikerziekte, nu moest ik wel. Twee halve dagen in het Maastricht UMC+ bewezen het, ARFID. (Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder).  

Dus, ik ben wat je noemt een dikke vijftiger. Klopt als een bus. Maar de ingevulde oorzaak ligt heel ergens anders. Niet dat dit voor mijn gezondheid iets uitmaakt, de diabetes type II en de te hoge bloeddruk blijven. Maar niet door lekkere biertjes, wijntjes, speklapjes en sterrenrestaurants. Ik durf/kan haast niets eten. Gisteren vroeg ik aan de ober of ik misschien frietjes kon krijgen bij mijn saté in plaats van rijst. 

Heb je specifieke vragen over ARFID? Laat ze hieronder weten!  

Deze blog werd geschreven door Peter. Hij is ook te zien in deze podcastaflevering. ARFID is een eetstoornis waarbij de persoon in kwestie een zeer beperkt en/of eenzijdig voedingspatroon heeft. De handelingen die zij uitvoeren omtrent het eten, komen voort uit een niet-rationele angst. Het gaat dus echt verder dan zomaar ‘kieskeurig’ eten. De komende periode komen er nog meer blogs online over hoe het is om ARFID te hebben, dus houdt de website in de gaten.  


Kom bij Proud2Bme gratis en anoniem in contact met lotgenoten, ervaringsdeskundigen, psychologen en diëtisten. Op ons forum kun je jouw verhaal delen en/of vragen stellen. Ook kan je dagelijks met ons chatten (de agenda vind je hier). Wij staan voor je klaar.

Gastauteur

Geschreven door Gastauteur

Deze blog is geschreven door een gastauteur Je bent altijd welkom om een gastblog in te sturen. Meer informatie lees je op deze pagina

Reacties

2 reacties op “NIEMAND WIST DAT IK ARFID HAD, INCLUSIEF IKZELF  ”

  1. Mooie blog Peter!

  2. Wat fijn dat je je verhaal met ons deelt, Peter! Dankjewel!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *