Liever dood dan dik? Een vraag die wel eens komt vanuit de media en waarop ik tijdens mijn eetstoornis duidelijk ‘ja’ had gezegd. Ik hoefde er geen moment over na te denken. Als ik dik zou zijn, dan kon ik toch niet meer met mezelf door één deur? Zou ik mezelf toch nooit meer recht in de ogen durven kijken? Ik zou me schamen en me vreselijk voelen, alleen maar kunnen huilen van dat walgelijke lichaam. Ja, dan zou ik nog liever dood zijn.
Aan het begin van de middelbare school begon ik met afvallen. Ik voelde me dik en wilde dunner zijn. Ik werd veel gepest en hoopte meer geaccepteerd te worden, als ik dun zou zijn. Ik begon met het schrappen van tussendoortjes, maar al snel bleef er nog weinig over wat ik wel at. Het voelde fijn en veilig om in mijn eigen wereldje te zitten van niet eten, calorieën tellen, geobsedeerd zijn door mijn gewicht en veel bewegen.
Als ze op school nare opmerkingen maakten, dan raakte het mij niet meer. Het enige dat belangrijk was, was afvallen.
Ik begon opmerkingen te krijgen van klasgenoten en leraren over het afvallen. ‘Pas je wel goed op jezelf?’. De bezorgde opmerkingen begreep ik niet zo, ik wilde gewoon wat afvallen en kon heus wel stoppen, als ik zou willen. Na een tijdje beloofde ik aan een aantal vriendinnen om weer wat meer te gaan eten, zodat ik in ieder geval niet verder zou afvallen. Ik was er echt van overtuigd dat dit niet zo moeilijk zou zijn. Al snel merkte ik dat dit niet zo makkelijk was als ik zelf dacht. Bij het eten van een cracker raakte ik compleet in paniek en alles in mij schreeuwde dat ik het niet op mocht eten. Alles werd bepaald en verpest door het (niet) eten. Weken vooraf was ik bezig met het nadenken en plannen van een verjaardag. Hoe kan ik eronder uit komen? Hoe kan ik ervoor zorgen dat ik die dag bijna niets eet?
Langzamerhand ging ik zelf inzien dat ik zo niet verder kon. Ik wilde zo niet verder, maar ik wilde ook niet aankomen. Ik begon met ambulante gesprekken, een zelfhulpgroep en gesprekken bij de diëtiste. Later volgde er nog een opname in een eetstoorniskliniek en een deeltijdbehandeling. Na deze therapieën ging het voor mijn gevoel best oké. Ik kon mezelf redelijk staande houden en was weer begonnen met werken en studeren. Het lukte me om steeds constant op een gezond BMI te blijven. Dit was het minimumgewicht van de kliniek, wat ik dus ook wel aan wilde blijven houden, maar het voelde voor mij daarnaast echt als maximum. Als ik een paar ons was aangekomen, dan zorgde dit al voor redelijk wat paniek in mijn hoofd. Ik probeerde dit dus ook zoveel mogelijk te voorkomen door iedere dag standaard hoeveelheden aan te houden. Ik kon hier niet vanaf wijken en wisselde hoogstens wat in mijn patroon, door wat dingen in de dag te wisselen. Dus ‘s middags wel een ijsje, maar dan verder geen tussendoortjes en een toetje. Ik was in mijn hoofd dus nog redelijk wat aan het plannen, al maakte ik mijzelf wijs dat ik wel echt goed bezig was. Ik at toch gewoon een ijsje?
Ondanks dit plannen, het iedere dag wegen, geen drinken met calorieën durven drinken en nog steeds heel bang om aan te komen, had ik voor mezelf het gevoel dat ik redelijk van de eetstoornis af was. Ik vertrouwde erop dat het vanzelf wel steeds minder zou gaan worden.
Tijdens mijn jaarstage in de kinderopvang merkte ik dat de eetstoornis nog best wel aanwezig was. Voor mijn stage kon ik veelal alles zelf plannen, waardoor ik weinig merkte van de regeltjes die ik nog had. Tijdens mijn stage was ik vaak dagen van 8 uur ‘s morgens tot half 7 ‘s avonds op stage, waardoor er meerdere eetmomenten op stage waren.
Het viel me op hoe lastig ik de traktaties nog vond, hoeveel ik nog bezig was met plannen in mijn hoofd en dat er nog wel meerdere dingen niet helemaal klopte.
Soms gingen we met de BSO ‘s middags ‘picknicken’ op het speelveldje buiten, met crackers/rijstwafels en ranja. De anderen dronken gewoon ranja mee met de kinderen, maar ik dronk dan liever de hele middag niets, want drinken met calorieën durfde ik niet.
‘s Avonds waren we vaak pas rond half 7 klaar en collega’s gingen dan vaak nog een ijsje eten, dat durfde ik niet, want dan klopte het niet meer in mijn hoofd. Het waren wel echt bepaalde regeltjes, want soms gingen we spontaan uit eten na het werken en dat durfde ik soms dan weer wel. Door wat rekenen en schuiven in mijn hoofd, kon ik het dan zo inpassen dat het voor mijn gevoel wel kon. Ondanks dat ik dus wel op een gezond gewicht bleef, was ik er nog wel redelijk veel mee bezig.
Hierna ging ik wel twijfelen of ik mijn hele leven echt zo door wilde gaan. In vergelijking met jaren terug ging het echt goed, maar in vergelijking met anderen zonder eetstoornis, zag ik toch nog wel verschil. Voornamelijk de obsessie met de weegschaal, geen drinken met calorieën, niet durven zwemmen, niet vrij/los durven eten en steeds maar blijven rekenen in mijn hoofd, belemmerde mij toch nog wel.
Ik maakte de keuze om het echt helemaal los te laten, ik wilde kiezen voor écht leven.
Natuurlijk was het eng in het begin, maar het voelde ook zo goed en vrij. Ik at dingen die ik eerst echt niet durfde, of alleen van mezelf mocht als ik andere dingen ervoor liet staan. Eens lekker een cappucino met caramel drinken in een café, of zelf onderweg eens stoppen voor een gevulde koek. En natuurlijk niet iedere dag, maar gewoon net zoals anderen. Soms vond ik het lastig, maar ik stelde me dan voor de keuze, ‘eetstoornis of leven?’. En dan was de keuze snel gemaakt, ik wilde alleen nog maar kiezen voor leven! Ook wanneer ik was aangekomen stelde ik mezelf voor die keuze. En hoe moeilijk ik het op dat moment ook vond, ik wilde niet langer in mijn gedachtes nog zoveel bezig zijn met eten/gewicht.
Ondanks dat het al een tijdje best oké ging, was het nog steeds een grote angst om boven BMI 20 te komen. Ik hield mijn gewicht heel strikt op dit gewicht en was echt bang om ook maar iets aan te komen. En nu zit ik op een gewicht waar ik echt heel bang voor was. Ik dacht dat ik mezelf nooit meer zou durven vertonen met dit gewicht. Maar juist door deze angst aan te gaan en te merken dat het wel meevalt, is voor mij echt de knop om gegaan. Ik kan mezelf accepteren en dat gewicht is echt niet zo belangrijk. Ik ben juist trots op mezelf dat ik nu weer helemaal ‘normaal’ ben! Ik zit op een gewicht welke bij mij past en waarbij ik niet meer constant op calorieën hoef te letten.
Er zijn geen dingen meer die ik niet durf door de eetstoornis en ik kan me ook niet meer voorstellen hoe het was om helemaal in paniek te raken van een boterham. Ik ga gezellig mee uit eten, drink sapjes op verjaardagen e.d., maar het belangrijkste; het beïnvloedt mij en mijn gedachten niet meer. Het leek onmogelijk om weer te kunnen leven zoals voor mijn eetstoornis, maar het is gelukt en is zelfs nog beter geworden. Ik accepteer mezelf en ben trots op wat ik bereikt heb!
Als mij nu dezelfde vraag gesteld zou worden als waarmee ik mijn verhaal begon, dan zou ik zeker weten kiezen voor het leven! Er zijn zoveel dingen om van te genieten in het leven en er zijn nog zoveel dingen die ik wil doen en dat is veel belangrijker dan gewicht!
Geef een reactie