“Gebrek aan eetlust door nerveuze oorzaken”, dat is wat anorexia nervosa letterlijk betekent. Deze benaming is tamelijk misleidend, omdat je niet gebrek aan eetlust hebt, maar doelbewust je hongergevoel onderdrukt. Je bent continu met (niet) eten bezig en bent bang om aan te komen, ook al val je eigenlijk alleen maar af.
De vraag is natuurlijk waarom en waardoor iemand een eetstoornis ontwikkeld. Hier is echter geen beduidend antwoord op te vinden. Er kunnen een aantal culturele, sociale en/of psychologische factoren meespelen, maar die factoren zijn ook niet per definitie op elke patiënt toepasbaar. Elke patiënt heeft een ander verhaal. Ik dus ook.
Dit is mijn verhaal.
‘Annemarijn? Die krijgt nooit anorexia, daar vindt ze alles veel te lekker voor.’ Dat is wat mijn moeder altijd zei als het over mij en een eventuele eetstoornis ging, toen ik ongeveer tien jaar oud was. Niets blijkt minder waar te zijn. Ik heb wel degelijk een eetstoornis ontwikkeld.
Zo rond mijn twaalfde werd ik me steeds bewuster van mijn uiterlijk en hoe dat er volgens mij uit behoorde te zien. Daarvoor had ik me nauwelijks met mijn uiterlijk beziggehouden, in elk geval niet met mijn gewicht en al helemaal niet of ik al dan niet (te) dik was. Dit veranderde echter geleidelijk aan. In het eerste jaar van de middelbare school had ik me ook al wel onzeker gevoeld wat betreft mijn uiterlijk maar het omslagpunt was de overgang van de eerste naar de tweede klas. Ik was toen dertien jaar. ###
Het begon met het schrappen van naar mijn mening ‘ongezonde dingen’, als tussendoortjes en calorierijk broodbeleg. Vervolgens werden ook mijn drie hoofdmaaltijden kleiner en dronk ik weinig dranken die calorieën bevatten. Ik merkte al snel dat dit effect had en hier was ik zeer tevreden over. Ik ben toen ik relatief korte tijd redelijk veel afgevallen. Hier kon ik echter tevreden mee zijn en besloot dan ook om niet nog meer af te vallen.
Ik ging weer ietsje meer eten en bleef voor ongeveer een jaar constant wat gewicht betreft. Het enige wat me wel was opgevallen, was dat ik niet meer menstrueerde. Dit vond ik echter geen probleem, omdat dat toch alleen maar lastig en vervelend was.
Mijn ouders en andere familieleden maakten zich echter wel wat zorgen, omdat ik in een korte tijd redelijk wat was afgevallen en ook zij merkten wel dat ik bepaalde producten weigerde te eten. Ik vond echter dat er niks aan de hand was, ik at alleen maar gezonder.
Toen ik net begon met afvallen en een paar kilo was afgevallen maakte mijn moeder zich al zorgen, en tijdens een doktersbezoek voor iets anders uitte mijn moeder haar ongerustheid over mijn zelfbeeld en eetpatroon. Dit werd echter afgedaan als overbezorgdheid en de arts zei dat ze maar aan een praatgroep, bestemd voor overbezorgde ouders, moest deelnemen.
Ik was natuurlijk opgelucht. “Zie je wel, ik heb helemaal geen probleem!”
Toch ging het mijn ouders zorgen baren dat ik niet meer ongesteld werd en dat ik zo principieel met eten bezig was. Toen ik veertien was, hebben mijn ouders een afspraak gemaakt met de GGD, die me doorstuurden naar een kinderarts. Nadat zij mijn dieet had bekeken en me gemeten en gewogen had, voorzag zij geen problemen, omdat ik nog geen ondergewicht had. Ik zat net op de grens van een gezond gewicht. Ze hadden te kampen met grotere problemen onder kinderen, namelijk overgewicht. Dat ik niet meer menstrueerde vond ze echter niet helemaal kloppen en dus werd ik doorgestuurd naar een gynaecoloog. Die heeft een echo gemaakt en alles leek in orde. Zij wist ook niet waardoor ik niet meer menstrueerde.
Had ik veel stress? Was ik veel met eten bezig? Dit waren factoren die de menstruatie konden doen stoppen. Dit was gedeeltelijk waar, maar waarschijnlijk niet de reden waarom ik niet meer menstrueerde. Ten slotte zei ze dat ik dan toch misschien te weinig at om nog te kunnen menstrueren. Zei bood me echter een makkelijke oplossing. Ze schreef me de pil voor, waardoor ik vanzelf wel weer ging menstrueren. Hier was ik zeer tevreden mee, want ik was in het gelijk gesteld en het menstruatie probleem was zo ook opgelost.
Alles ging weer als vanouds en er werd niet meer zoveel aandacht geschonken aan mijn eetpatroon. Ik was natuurlijk nog wel veel bezig met eten, maar mijn gewicht bleef constant. Het volgende halfjaar verliep dan ook rustig. In de zomer stak de anorexia echter weer de kop op en viel ik weer wat af. Ik bleef natuurlijk volhouden dat het goed met me ging. Er was echter een moment dat ik even wakker werd geschud. We moesten met het gezin naar de tandarts.
Alles was verder goed, maar ‘s avonds aan tafel vertelde mijn moeder me dat de tandarts aan haar had gevraagd toen ik weg was of het wel goed met mij ging. Ze vond me wel erg dun. Hier was ze waarschijnlijk extra alert op, omdat haar eigen dochter ook leed aan anorexia. Een tijdje later moest ik op de weegschaal, die aangaf dat ik was afgevallen. Hier schrokken ze erg van, hoewel ze het waarschijnlijk al wel wisten. Ze gaven me de zomervakantie de tijd om aan te komen. Ook ik zag in dat het niet helemaal goed ging en ik deed dan ook echt mijn best om aan te komen. Ik ging weer tussendoortjes eten en at meer avondeten. Toch kwam ik niet aan. Eigenlijk was ik hier natuurlijk wel blij mee, omdat dat betekende dat ik een stuk meer kon eten dan ik deed, zonder dat ik aan zou komen. Mijn ouders zagen dat ik weer meer at, en schonken er niet meer zoveel aandacht aan.
Een paar maanden later, vroeg een vriendin me of ik met haar naar de sportschool wou gaan. Ik deed niet aan sport, maar ik wilde dat wel uitproberen. Mijn ouders keurden dit goed en ik ging naar de sportschool. Maar ook dat ging ik steeds verder. Wat begon met één keer per week, werd twee keer per week en vervolgens was ik er vier of vijf keer per week, zo’n twee uur per keer. Ik ging echter niet puur voor het afvallen naar de sportschool. Ik vond het ook echt leuk. Afvallen deed ik dan ook niet, wat waarschijnlijk kwam door de krachttraining die ik deed.
Een ander voordeel was, dat ik veel meer kon eten zonder dat ik aankwam, wat natuurlijk mooi meegenomen was. Alles ging zijn gangetje, totdat de sportschoolhouder mijn ouders belde met de mededeling dat hij vond dat ik te obsessief met sporten bezig was en dat ik toch wel erg dun was.
Bij mijn ouders gingen de alarmbellen rinkelen en verboden me om nog zo vaak naar de sportschool te gaan, met de angst dat ik anders nog meer zou afvallen. Ik mocht er nog één keer per week naartoe.
Lichamelijk kreeg ik ook steeds meer ongemakken, die ik natuurlijk niet toegaf tegenover anderen. Ik had het altijd ijskoud en voelde me vaak moe. Ook had ik lanugobeharing en soms hartkloppingen, en ik was al drie jaar niet meer ongesteld geweest. Tevens had ik een erg lage hartslag en mijn waterhuishouding was ook niet meer helemaal op orde.
Alhoewel ik dit zelf natuurlijk allemaal wel merkte, bagatelliseerde ik dit alles, want ja, niets was zo belangrijk als een laag gewicht. En omdat ik hier al een tijdje last van had, wist ik eigenlijk niet meer beter dan de ongemakken te negeren en mezelf voor te houden dat dat allemaal normaal was.
In mijn omgeving werd steeds vaker aan me gevraagd of het wel goed met me ging. Verschillende leraren en familieleden vroegen me ernaar. Ik vertelde ze natuurlijk dat het prima met me ging. Ik was gewoon een actief persoon, maar ik at wel goed. Het dieptepunt wat mijn gewicht betreft, bereikte ik in de zomer van 2007. Ik werkte zes dagen per week, negen uur per dag onafgebroken. Ik at echter niet heel weinig, maar omdat ik de hele dag in beweging was, ben ik toch nog behoorlijk wat afgevallen. Ik verkeerde in een soort roes en ik ging maar door.
Toen de vakantie weer voorbij was en ik weer naar school moest, wilde mijn moeder dat ik me woog. Zij schrok hier erg van. Ik kreeg geen kans meer om nog te proberen om aan te komen en er werd meteen een afspraak gemaakt met de huisarts, die me vervolgens doorverwees naar Fornhese, een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Ondanks de wachtlijst moest ik gelijk de volgende dag komen. Hier werden mijn ouders eindelijk gehoord en dit was het begin van mijn behandeling. Ze hadden niet veel later moeten komen, omdat ik elk moment kon neervallen, aldus de hulpverleners.
Er werd uitgebreid onderzoek gedaan naar mijn achtergrond en persoonlijkheid. Ik kreeg nog de kans om zelf te proberen aan te komen met behulp van een voedingslijst. Dit lukte me echter niet en na een paar weken werd besloten dat ik niet meer mocht werken, sporten en naar school gaan, maar thuis moest blijven. Het zogenaamde ‘ziekenhuisje thuis’ werd ingevoerd. Dit was verschrikkelijk. Zowel voor mij als mijn ouders. Mijn ouders waren niet langer mijn ouders, maar mijn verplegers. In het begin at ik alles nog op mijn kamer op, waardoor er de mogelijkheid was niet alles op te eten. Hier maakte ik dan ook gebruik van. Dit werd echter ontdekt, waarna ik alles in het bijzijn van mijn ouders moest opeten. In die periode was ik boos op alles en iedereen en ik was niet te genieten.
Toen mijn ouders ontdekten dat ik mijn eten weggooide begonnen ze serieus te denken aan opname in een kliniek. We gingen voor een intakegesprek naar de Rintveld kliniek in Zeist. Maar ook daar werd gemeld dat het allemaal nog wel mee viel. Ze had wel erger gezien. Mij beviel de sfeer er ook niet en gelukkig hoefde ik hier niet naartoe. Mijn ouders wilden wel fulltime voor me zorgen.
Er waren allerlei restricties wat betreft eten en bewegen. Dit vond ik verschrikkelijk, omdat ik altijd erg zelfstandig ben geweest. De hele dag eten en je de hele dag dik en opgeblazen voelen. Maar goed, we hebben ons erdoorheen geworsteld en in drie maanden was ik voldoende aangekomen om weer naar school te mogen en mijn leven weer op te pakken.
Het oppakken van mijn leven ging natuurlijk niet zomaar. Ik was dan wel aangekomen, de anorexia was nog niet verdwenen. Ik moest weer leren met behulp van therapie om een normaal voedingspatroon te ontwikkelen en de anorexia op de achtergrond zien te krijgen.
Belangrijk bij het verdringen van anorexia is het vinden van oorzaken en factoren waardoor de anorexia is ontstaan. Deze factoren kunnen zeer verschillend en uiteenlopend zijn. Er zijn een aantal ‘criteria’ waaraan je “moet” voldoen om anorexia te kunnen ontwikkelen. Je moet eigenlijk wel perfectionistisch zijn om anorexia te ontwikkelen. Dit is natuurlijk niet de enige factor die hierbij een rol speelt. Voor mij is het lastig te zeggen welke factoren er voor mij een rol hebben gespeeld.
Ik ben opgegroeid in een harmonieus gezin, ik ben nooit gepest of vernederd, ik heb geen traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Dus de ‘klassieke factoren’ zijn op mij niet van toepassing. Toch heb ik anorexia ontwikkeld.
De pubertijd is natuurlijk dé periode in je leven waarin je enorme fysieke en mentale veranderingen doormaakt. Dat begon bij mij al op een relatief jonge leeftijd – ik menstrueerde namelijk al op mijn tiende, en was altijd de langste en zwaarste van de klas- en heeft absoluut bijgedragen aan het ontwikkelen van een eetstoornis, Ik heb dit proces waarschijnlijk stop willen zetten door minder te gaan eten. Ook de sprong in het diepe van de basisschool naar de middelbare school zal hebben meegespeeld. Ik had geen echte vrienden en voelde me niet op mijn plek.
Het ideaalbeeld dat in de maatschappij wordt geschetst is die van de slanke, succesvolle vrouw. De een is hier echter meer vatbaar voor dan de ander. Mijn perfectionisme en de onzekerheid die bij de pubertijd hoort, zullen een rol hebben gespeeld bij het willen voldoen aan dat ideaalbeeld.
Waar ik wel tegenop gelopen ben, is de stereotypering van anorexia patiënten.
Je moet eigenlijk wel een zware jeugd hebben gehad of een ander traumatiserende gebeurtenis hebben meegemaakt om anorexia te ontwikkelen. Dit was bij mij niet het geval.
Ook tijdens de therapie werd ik soms echt behandeld als een zielig vogeltje, terwijl ik zo helemaal niet behandeld wil worden. Ik moest haast wel aan alle stereotype voldoen die bij een anorexia patiënt horen. Maar dit was zeker niet het geval. Ik was niet alleen een wandelend eetprobleem, ik was ook nog mens. En echt niet alles wat ik deed werd bepaald door anorexia. Zelfs bij professionele hulpverleners kon ik niet doordringen. Alsof ze niet buiten hun boekje willen gaan.
Ik geloof niet dat het mogelijk is om anorexia helemaal uit je leven te bannen. Het is een soort van verslaving die altijd op de achtergrond nog een (kleine) rol zal spelen. Net als alcoholisme, zit je er in meer of mindere mate voor de rest van je leven aan vast. Toch is het natuurlijk wel -met behulp van een goede behandeling en goede begeleiders- te onderdrukken.
Ik zal geen gemakkelijke patiënt zijn geweest. Ik vind het lastig om mijn gevoelens bloot te geven en het achterste van mijn tong te laten zien. Ik ben de afgelopen jaren, mede dankzij de therapie gegroeid als persoon en sta een stuk sterker in mijn schoenen. Voor mij is het belangrijk om mijn positieve eigenschappen te onderkennen en om hier tevreden mee te zijn.
Het is niet raar om positieve dingen over mezelf te benoemen. Dit is een belangrijke stap, omdat ik hierdoor meer tevreden met mezelf kan zijn en ik hierdoor kan voorkomen dat anorexia weer mijn leven gaat bepalen. Ik zie in dat ik goed moet eten om goed te kunnen functioneren en het leven is zoveel leuker als je alles niet zo zwaar ziet en het belang van uiterlijk kan relativeren. Ik ben nog steeds principieel wat betreft eten, maar voor mij wel op een verantwoorde manier.
Op anorexia heerst nog steeds een taboe en er wordt maar weinig over gepraat. Mensen lijken bang te zijn me naar mijn ervaringen te vragen. Het lijkt wel alsof mensen met een eetstoornis niet als volwaardig worden gezien, ze zijn niet meer dan een wandelend eetprobleem.
Ik hoop van harte dat er nu echt wat gaat veranderen en daar wil ik ook graag een steentje aan bijdragen. Ik ga psychologie studeren en wil dan een ervaringsdeskundige psycholoog worden om zo de patiënten te kunnen helpen.
Toch is het niet alleen maar negatief om anorexia te hebben. Het is niet fijn om anorexia te hebben, maar ik geloof dat anorexia in zekere zin toch ook positief kan zijn. “What doesn’t kill us, makes us stronger”. Alles wat je meemaakt draagt bij aan het ontwikkelen van jezelf.
Ik heb mezelf dan ook een stuk beter leren kennen en heb geleerd om tevreden te zijn met mijn positieve eigenschappen en die te benadrukken. Ook weet ik nu als geen ander wat de ziekte inhoud en heb ik aardig wat ideeën over hoe de hulpverlening beter kan.
Ik slaag er aardig in de anorexia zodanig op de achtergrond te houden dat het niet weer zo’n prominente rol in mijn leven gaat spelen dat het mijn hele leven gaat beheersen en het niet meer mijn leven binnensluipt.
Geef een reactie