Het is weer van dat. Nochtans had je jezelf doen geloven dat het goed ging, dat de vorige keer de laatste keer was – nu zou het stoppen, vanzelf, omdat je het had besloten. Maar moe als je was, voelde je de bui hangen. De eetbui. Thuiskomen, met de woorden: “deze keer ga het niet gebeuren.” Flink die nootjes opeten, denken dat je ‘t goed doet, dat het deze keer vermeden wordt. Tot de chocolade lonkt. De schuif gaat open. Terug dicht. Terug open.
Het is een gevecht in je hoofd. Alle inspanningen die je hebt gedaan, de honger die je hebt geleden, het zweet dat je gezweet hebt, de tranen die je geweend hebt. Dat allemaal voor niets, gewoon om twee minuten te vergeten door te eten. Of te zwelgen, dat beschrijft beter het gevoel. Het gevoelde verdriet overspoelen met vet en suiker, vergeten dat je wakker hebt gelegen van de honger, en straks zult slapen om te vergeten dat je gegeten hebt. Alles wat je jezelf ontneemt, “maar dit is de allerlaatste keer, daarna zal je dat nooooit meer mogen eten, dus moet je genieten van die allerlaatste keer”, en dat stukje grijpen alsof het het laatste was. Het is niet het laatste. Het volgende stukje volgt. En nog het andere. Tot het pak op is. Het is niet genoeg. Je lichaam snakt naar meer, de drang is onweerstaanbaar. Je eet tot je eigenlijk niet meer kunt, maar dat andere pak, dat moet ook op.
Dan is het gedaan, voor altijd, beloofd. Je walgt en zwelgt, kan je op niets anders concentreren dan de duizenden calorieën die je in één stuk door hebt opgenomen. Je bent moe, doodop, vies, gaat slapen. Wordt wakker. Je mond kleeft, je linkerhand beeft, dan je rechterhand. De suikers, die je niet gewoon bent, maken een monster van je. Maar dan komen de vetten, onverbiddelijk. Gewoon, om even van de wereld te zijn. Je in een cocon van comfortfood en schijn te nestelen. Het schuldgevoel komt later.Dan is het uit die veilige, warme cocon barsten, terug de harde wereld in. De pijn is onbeschrijfbaar. Je ziet jezelf als het vettig monster dat je niet bent, maar bang bent om te worden. Degene die je door hem is voorgespiegeld geweest, en die je weigert te zijn. En je belooft dat dit de laatste keer is, dat je nu eindelijk gezond zal leven en snel zal afvallen, en hem bewijzen dat hij ongelijk had.
Tot wanneer hou je dit vol? Wanneer zal het stoppen? Wanneer zal deze onbeschrijfbare kater niet meer de jouwe zijn? De tranen, het zwelgen. Het is uiteindelijk niet genoeg, niet genoeg om de leegte te vullen. Maar praten lukt niet. Want hoe beschrijf je de schaamte, de drang, de angst, al die kolkende gevoelens en gedachten in je hoofd en lichaam, aan een buitenstaander?
Dus pin je je vast, op de schuldgevoelens, op jezelf waarvoor je walgt, op de voornemens, op je lijf waarvan je wenste dat niet het jouwe was. De voornemens om te vasten, om te sporten, om te zweten, om te wenen. En dan is het weer van dat. De bui voel je hangen. De eetbui…
Geef een reactie