Vergelijking behandeling voor anorexia

 

Deze maand staat in de Lancet de ANTOP studie beschreven, in dit gerandomiseerde onderzoek werd de effectiviteit van twee verschillende geprotocolleerde poliklinische psychotherapeutische behandelingen voor volwassenen, psychodynamische therapie en cognitieve gedragstherapie, vergeleken met de standaard poliklinische behandeling. Dit is een belangrijke ontwikkeling omdat tot dusverre de effectiviteit van een behandeling bij anorexia nervosa nauwelijks is aangetoond in wetenschappelijk onderzoek.

In de praktijk blijkt dat het voor veel patiënten met anorexia nervosa heel moeilijk is om een behandeling voor langere tijd te blijven volgen. Dit is dan ook een struikelblok voor het onderzoeken van de behandeling bij deze patiëntengroep. Om de effectiviteit vast te stellen moet namelijk een groot aantal patiënten gedurende de behandeling en ook voor langere tijd erna worden gevolgd.

the lancet

Methode
In de ANTOP studie, werden gedurende een periode van 2 jaar alle patiënten van de poliklinische afdelingen psychosomatische geneeskunde en psychotherapie van tien Duitse Universiteitsziekenhuizen gescreend. Vrouwen van 18 jaar of ouder met een volledige of gedeeltelijke (voldaan aan drie van de vier criteria) diagnose van anorexia nervosa mochten meedoen aan het onderzoek. Uit de in totaal 727 gescreende vrouwen, werden 242 vrouwen geworven die aan de criteria voldeden en ook bereid waren om mee te doen aan het onderzoek. Deze vrouwen werden door het lot toegewezen aan een behandeling van 10 maanden met één van de drie therapievormen. Tachtig vrouwen volgden de psychodynamische therapie, 80 vrouwen de cognitieve gedragstherapie en 82 vrouwen volgden de standaard behandeling.

  • De psychodynamische therapie bestond grofweg uit drie behandeldelen. Het eerste deel draaide vooral om de therapeutische relatie, pro-anorexia gedrag, ego-syntone gedachten en gedrag en zelfvertrouwen. In het tweede deel lag de focus met name op relevante relaties en de associatie tussen interpersoonlijke relaties en eetgedrag. In het laatste deel werd de nadruk gelegd op de overgang naar het ‘normale' leven, en de aanstaande afsluiting van de therapie.
  • De cognitieve gedragstherapie (CBT-E) bestond uit verschillende modules waarin motivatie, voeding, leren verwoorden en terugvalpreventie essentieel zijn. In overige modules kwamen cognitieve herstructurering, stemmingsregulatie, sociale vaardigheden, zorgen over lichaamsvorm en zelfvertrouwen aan bod.
  • In de standaard behandeling (treatment as usual), mochten de patiënten een behandeling volgen bij een gevestigde psychotherapeut met ervaring in de behandeling van eetstoornissen. Daarnaast speelde de huisarts van de patiënt een actieve rol in de behandeling en monitoring. Gedurende de 10 maanden werden weegmomenten, bloedonderzoek en verslaglegging door de huisarts verzorgd. Ook hield de huisarts in de gaten of de patiënt niet onder een bepaald gewicht kwam of dat de patiënt andere risico's liepen, in dat geval werd er doorverwezen naar het ziekenhuis of contact opgenomen met het behandelcentrum.

therapie

Resultaten
Om de effectiviteit van de behandeling te bepalen werd gekeken naar de BMI, eetstoornis psychopathologie en het percentage herstelde patiënten op 3 tijdstippen (voor behandeling, bij het einde van de behandeling (na 10 maanden), en 12 maanden na beëindiging van de behandeling). Tien maanden na de start van de behandeling, konden 54 van 242 (22%) van de patiënten niet meer bereikt worden, 12 maanden na de beëindiging van de behandeling lag dit percentage op 30 (73 van de 242 patiënten).

De BMI nam gemiddeld 0.70 kg/m2 toe in alle drie de behandelgroepen na 10 maanden behandeling. En in de 12 maanden die daarop volgden werd een extra toename van 0.40 kg/m2 in de drie groepen waargenomen. Er waren geen significante verschillen in gewichtstoename tussen de drie therapievormen.

Alle drie de therapieën hadden een verbetering in de eetstoornispsychopathologie tot gevolg, zowel 10 maanden na de start van de behandeling als 12 maanden na de beëindiging van de behandeling.

Voor de start van de behandeling had ongeveer de helft van de patiënten een volledige diagnose van anorexia nervosa. Dit percentage daalde naar ongeveer een kwart na 10 maanden behandeling (29% in de psychodynamische therapiegroep, 26% in de cognitieve gedragstherapie groep en 27% in de standaard behandeling groep). Bij 12 maanden na beëindiging van de behandeling was er wel een significant groter aantal herstelden in de groep die psychodynamische therapie had gevolgd in vergelijking met de standaardbehandeling (35% versus 13%). Het percentage herstelde patiënten in de groep die cognitieve gedragstherapie had gevolgd lag hier tussenin (20%).

Door gewichtsverlies had een deel van de patiënten een tussentijdse opname nodig. Het percentage patiënten dat tussen de start van de behandeling en 12 maanden na beëindiging van de behandeling een opname had gehad was het hoogste bij de standaardbehandeling (41%), het was 34% bij de cognitieve gedragstherapie en 23% bij de psychodynamische therapie.

De psychodynamische en cognitieve gedragstherapie zijn ook door de patiënten zelf beoordeeld. Op een schaal van 0 (behandeling hielp totaal niet) tot 10 (behandeling hielp heel erg) werd een 7.3 gescoord voor psychodynamische therapie en een 7.6 voor cognitieve gedragstherapie.

bmi meter

Conclusie
De ANTOP studie laat zien dat poliklinische therapie voor volwassenen met anorexia nervosa een stijging in het gewicht en een daling in eetstoornis specifieke psychopathologie tot gevolg heeft, ongeacht of dit nou psychodynamische, cognitieve gedragstherapie of standaard psychotherapie is. De positieve effecten zijn ook een jaar na de behandeling nog zichtbaar en zelfs versterkt.

Alhoewel er op veel vlakken geen verschillen werden gevonden tussen de drie verschillende behandelingen, was het herstelpercentage 12 maanden na beëindiging van de behandeling wel het hoogste voor de groep die psychodynamische therapie had gevolgd.

Ondanks de positieve bevindingen over de effectiviteit van de behandeling komt uit deze studie toch ook duidelijk naar voren dat de onderzochte therapievormen zeker niet bij iedereen aanslaan. Maximaal 35% herstelde volledig, terwijl tussen de 20 en 30% van de patiënten na behandeling nog steeds een volledige anorexia nervosa diagnose had.

Er is dus nog heel veel te verbeteren in de behandeling, maar deze grootschalige studie is wel een eerste stap in de goede richting.

 

Gerelateerde blogposts

Reacties

Nightordaydream - Zaterdag 18 januari 2014 15:13
Goede studie. Opvallend dat bij de "standaardbehandeling" het aantal herstelden zo laag lag.
she - Zaterdag 18 januari 2014 16:48
knap dat ze het voor elkaar hebben gekregen. Ik mis echter wel een controlegroep: een groep die "placebo" therapie heeft gehad om effect van aandacht uit te sluiten. Ik kan me echter wel voorstellen dat daar ethische bezwaren tegen zouden komen.
@she - Zaterdag 18 januari 2014 18:53
Volgens mij was de 'treatment as usual' bedoeld als de controlegroep; een controlegroep die geheel therapieloos is, is inderdaad lastig. Zelfs als mensen hier vrijwillig voor kiezen, zou het niet iets zijn om aan te moedigen.
Lusi - Zaterdag 18 januari 2014 22:26
Geheel therapieloos is wel haalbaar. Therapie, zonder inhoud, is minder haalbaar.
Als controlegroep wordt vaak gebruik gemaakt van mensen op een wachtlijst, want tsja... die zijn er toch wel, dus waarom zou je die mensen niet meenemen in je studie. (maar dat hebben ze hier dus niet gebruikt)

In dit geval staat de controle als treatment as usual beschreven in de tekst: een psychotherapeut + ondersteuning van de huisarts. Dat is een betere manier om mee te vergelijken.
Paula - Maandag 20 januari 2014 16:23
Wat tof dat een er is een fatsoenlijk onderzoek naar wordt gedaan! The Lancet nog wel! Hier wordt ik blij van :)
Kim300808 - Maandag 20 januari 2014 22:30
Interesting!